Nieuw kabinet moet koopkracht laten stijgen
Ergens dit jaar, hopelijk snel, krijgen we een nieuwe regering. Voor het eerst in lange tijd treedt er dan een ministersploeg aan die te maken zal hebben met een groeiende economie.
Dé taak voor het nieuwe kabinet is ervoor te zorgen dat het herstel aanhoudt. Als econoom en inwoner van Nederland wil ik een ongevraagd advies geven.
2015 en 2016 waren goede jaren. Kromp onze economie in 2012 en 2013 nog met circa 1 procent per jaar, in 2015 en 2016 rolde een plus van 2 procent uit de bus. Het is geen toeval dat in die genoemde slechte jaren de binnenlandse consumptie –wat u, ik en anderen uitgeven– ook daalde. Hoe belangrijk de buitenlandse handel voor een handelsnatie als Nederland ook is, de binnenlandse consumptie is het belangrijkst voor onze economie. Als die motor niet draait, ligt de Nederlandse economie in coma.
De brandstof voor die motor is een stijgende koopkracht. Tot begin 2015 daalde de koopkracht in Nederland. De lonen stegen niet echt hard, iets wat de inflatie helaas wel deed. In 2015 veranderde dat. De loonstijgingen overtroffen ruimschoots de jaarlijkse inflatie in de polder. In 2016 kwamen daar wat lastenverlichtingen bij, aan de vooravond van de verkiezingen in 2017. Terwijl het inkomen toenam, stegen de prijzen niet en daalden de belastingen. Ja, dat wil wonderen doen voor iemands koopkracht, en in de kielzog daarvan de consumptie.
Als de nieuwe regering de economische groei vast wil houden, moet zij er dus voor zorgen dat de koopkracht van de Nederlander blijft stijgen dit en volgend jaar. Wat is daarvoor nodig?
Onze koopkracht stijgt wanneer de lonen harder stijgen dan de inflatie en de belastingen omlaag gaan. De lonen lijken dit en volgend jaar weliswaar iets harder te stijgen, maar de inflatie is ook terug en fors ook. Dit laatste zorgt ervoor dat de echte loonstijging, dus als we de geldontwaarding er afhalen, niet veel voorstelt.
Dit betekent dat wat de nieuwe regering met belastingen en andere heffingen doet, cruciaal zal zijn. Dat zal bepalen of de koopkracht blijft stijgen of dat die weer gaat dalen. Anders gezegd: wat de nieuwe regering met belastingen gaat doen, zal bepalen of het economisch herstel in Nederland aan zal houden of dat onze economie gaat afkoelen.
Het laatste wat Den Haag dus moet doen, is belastingen verhogen. Sterker nog, aangezien de stijgende inflatie de winst van de hogere loonstijgingen zo goed als volledig lijkt te neutraliseren, zouden lastenverlichtingen zeer welkom zijn. Ik denk dan aan drie zaken.
In de eerste plaats is er het btw-tarief van 21 procent. Eind 2012 verhoogde de regering het btw-tarief van 19 naar 21 procent. Het was een crisisbestrijdingsmaatregel! Nu de crisis voorbij is, kan die verhoging teruggedraaid worden, dunkt me.
Dan de inkomstenbelasting. Het tarief voor de zeer belangrijke eerste schijf stond in 2007 op 33,65 procent. In 2017 was dat 36,55. Ik vergeet voor het gemak allerlei indirecte lastenverhogingen, zoals gestegen eigen risico in de zorg, energieheffing etc. Waarom is de eerste schijf belangrijk? Omdat vrijwel iedereen daarin valt én omdat uit onderzoek blijkt dat mensen met een relatief laag inkomen het grootste deel ervan consumeren. Den Haag zou er goed aan doen dat tarief fors te verlagen, maar dan wel zónder tegelijkertijd de andere tarieven te verhogen. Nadat de overheid de afgelopen jaren, waar iedereen gedwongen moest afvallen, behoorlijk aangekomen is, mag ze nu wel weer gaan afvallen.
De derde aan te bevelen maatregelen betreft de werkgeverslasten. Die mogen ook omlaag, zodat mensen aannemen aantrekkelijker wordt.
De combinatie van lagere belastingen en meer banen zou het negatieve effect van de hogere inflatie op de lonen buitenspel zetten en de Nederlandse economie een welkome, stevige, wind in de rug geven. Het eerste wat we daarvoor uit Den Haag moeten horen, is dat de voorwaarde dat alle maatregelen budgetneutraal moeten zijn –het politiek Haags voor ‘de overheid mag er niet door afvallen’– van tafel is. Dat zou namelijk de weg vrijmaken voor deze economisch broodnodige drie-eenheid.
De auteur is monetair econoom en publicist.