NIP-test zorgt voor toename aantal abortussen op kind met down
De verwachting is dat het aantal abortussen van kinderen met het syndroom van Down zal toenemen naarmate toegang tot de niet-invasieve prenatale test (NIP-test) laagdrempeliger wordt en meer vrouwen zich laten testen.
Sinds zaterdag kan iedere Nederlandse zwangere gebruikmaken van de NIP-test. Deze wordt voor 175 euro aangeboden in de acht universitaire medische centra in het land. Zij verwachten een stormloop: van 10 naar 360 tests per dag.
De umc’s bieden de nieuwe test de komende drie jaar aan. Tot vandaag konden zwangere vrouwen alleen een test doen als uit een voorafgaande combinatietest bleek dat ze een verhoogd risico hadden om een kind met een aangeboren aandoening te krijgen.
De combinatietest bestaat uit een echo van de nekplooi van de foetus in combinatie met bloedonderzoek naar twee zwangerschapshormonen bij de moeder. Daaruit valt te bepalen hoe groot het risico is op een kind met het syndroom van Down (trisomie 21), het syndroom van Patau (trisomie 13) of het syndroom van Edwards (trisomie 18).
Wat is de NIP-test?
De NIP-test analyseert DNA-fragmenten van het kind in het bloed van de moeder. Als er DNA met chromosoomafwijkingen wordt gevonden, is dat een sterke aanwijzing voor het syndroom van Down, Patau of Edwards
Voor de NIP-test is 20 milliliter bloed van de zwangere nodig dat vanaf de tiende zwangerschapsweek wordt afgenomen.
De NIP-test is betrouwbaar, al biedt hij geen 100 procent zekerheid. De kans dat een foetus met downsyndroom via de test niet wordt opgespoord, is slechts 1 op 1000, zo stelt de Stichting Down Syndroom op zijn website, deupsidevandown.nl. Ter bevestiging van de testuitkomst wordt wel een vruchtwaterpunctie of vlokkentest met chromosoomanalyse aangeraden. De kans dat een zwangere de uitslag krijgt dat haar kindje het downsyndroom heeft, terwijl dit niet zo is, is iets minder dan 1 op 100.
Heeft de NIP-test invloed op het aantal abortussen van kinderen met het downsyndroom?
Omdat de test laagdrempelig is en geen risico’s met zich meebrengt zoals bij een vruchtwaterpunctie, wordt de drempel voor een vrouw om zich te laten testen lager.
Nu laat ongeveer 27 procent van de zwangere vrouwen zich testen, maar dat percentage zal stijgen met de komst van NIP-test, is de verwachting. Door een hogere testdeelname zal het aantal abortussen eveneens toenemen.
Veel Nederlandse vrouwen vinden echter dat een kind met het downsyndroom geen reden vormt om een zwangerschap te beëindigen, zo stelde de Utrechtse onderzoeker Neeltje Crombag vorig jaar in de Volkskrant op basis van haar promotieonderzoek.
Anderen twijfelen. Ze weten niet zo goed wat ze bij een afwijkende uitslag zullen doen. Mogelijk zullen ze de test gebruiken om zich beter voor te bereiden op de komst van een baby met down. Kinderen met down zullen door de test niet uit het straatbeeld verdwijnen, verwacht Crombag. De ethische dilemma’s rond abortus blijven volgens haar hetzelfde.
Klinisch geneticus Robert-Jan Galjaard verwees donderdag naar Nederlands onderzoek waaruit blijkt dat 58 procent van de vrouwen bij een afwijkende uitkomst zou kiezen voor abortus. Maar of ze dat uiteindelijk ook doen, is onduidelijk, aldus Galjaard.
Hoe is de situatie in het buitenland?
In nogal wat landen wordt downscreening gepresenteerd als een routinematig onderzoek. In IJsland en Denemarken zijn mensen met het syndroom van Down bijna weg uit het straatbeeld. In IJsland worden er geen baby’s met dit syndroom meer geboren sinds een combinatietest in het jaar 2000 in een nationaal screeningsprogramma is opgenomen. In Denemarken wordt 98 procent van de ongeboren kinderen met down geaborteerd, veel meer dan in Nederland. Dit komt mede door religieuze en culturele verschillen.