Interventie voor christelijke peuterspeelzaal vereist
Het voortbestaan van de christelijke peuterspeelzaal loopt gevaar, stelt Hanneke Schot. Tijd voor een plan de campagne. Ze draagt drie oplossingen aan.
Peuterspeelzalen worden van oudsher gesubsidieerd door de gemeente. Deze neemt het leeuwendeel van de kosten voor haar rekening. De ouders betalen uitsluitend een aanvullende ouderbijdrage.
Een aantal peuterspeelzalen draait alleen op vrijwilligers, andere peuterspeelzalen hebben wel een vrijwilligersbestuur, maar er staat één beroepskracht en één vrijwilliger voor de groep. Als laatste, en daar moeten we allemaal naartoe, zijn er peuterspeelzalen waar twee beroepskrachten een groep leiden. In dat laatste geval naderen we de eisen die aan kinderdagopvang worden gesteld.
Het heikele punt is echter dat peuterspeelzalen móéten worden omgevormd naar een vorm van kinderopvang. Vanaf 1 januari volgend jaar stopt de gemeentelijke subsidie voor peuterspeelzalen. Alle peuterspeelzalen vallen dan onder de Wet kinderopvang. Dat betekent dat alle peuterspeelzalen zich moeten houden aan de eisen die aan kinderopvang worden gesteld. Die wettelijke normering ligt hoger dan de eisen voor peuterspeelzalen.
Omslag
Concreet betekent dat het volgende. Het personeel gaat over van de cao Welzijn naar de cao Kinderopvang. Dat is nogal een dingetje. Groepen van maximaal zestien kinderen moeten worden geleid door minimaal twee beroepskrachten. Dat is voor veel peuterspeelzalen een enorme investering, omdat de meeste groepen nog worden geleid door een beroepskracht en een vrijwilliger.
De personeelskosten schieten hierdoor omhoog met 100 procent. Maar daar blijft het niet bij. Ook bij- en nascholing wordt steeds belangrijker. Veel peuterspeelzalen moeten ook voor- en vroegschoolse educatie (een extra taal- en ontwikkelingsondersteuning voor peuters) aanbieden om als peuteropvang te mogen blijven draaien. De vrijwilligers die nu meedraaien op de groep, moeten plaatsmaken voor beroepskrachten.
Ook financieel komt er een enorme omslag. Ouders krijgen recht op kinderopvangtoeslag die ze kunnen aanvragen bij de Belastingdienst. Voor de meeste ouders is dat niet erg, omdat ze er in veel gevallen financieel op vooruit gaan. De naar peuteropvang omgevormde peuterspeelzaal moet haar administratie echter wel op de schop nemen: contracten, facturen en jaaroverzichten moeten allemaal voldoen aan de regels van de Wet kinderopvang. Eenmaal per jaar moet de hele administratie worden ingelezen door de Belastingdienst.
Om ouders met een enkel inkomen niet te benadelen ten opzichte van tweeverdieners, ontvangt de peuteropvang voor kostwinnersgezinnen nog wel subsidie van de gemeente.
Wel of niet aansluiten
De kinderopvang is een branche in beweging. Met elk jaar weer veranderingen. Over enkele jaren staat een volledig vernieuwde financieringsvorm voor de deur. De huidige vrijwilligers zijn daar niet op voorbereid en de administratie is er nog niet op ingericht. De vraag is dus wat christelijke peuterspeelzalen te doen staat, om hun zelfstandigheid en identiteit te garanderen. Volgens mij zijn er drie constructies denkbaar.
Als eerste: zelfstandig blijven. Deze optie wordt zelden gekozen vanwege de tijdsinvestering voor het bestuur. Hoewel de leidsters pedagogisch vaak goed onderlegd zijn, drukt het personele en administratieve aspect wel erg zwaar op de schouders van het bestuur. Dat bestaat vrijwel altijd uit vrijwilligers, en die hebben vaak een baan naast hun bestuursfunctie. Op een tweede baan zit niemand te wachten.
Hetzelfde probleem speelt wanneer een peuterspeelzaal zich wil aansluiten bij een school. Een schoolbestuur zit evenmin te wachten op een nieuwe tijdrovende poot. Bovendien is de kans op kwaliteitsverlies groot, waarbij ook het financiële risico voor rekening komt van het onderwijsbestuur.
Een tweede mogelijkheid is aansluiting bij een andere kinderopvangorganisatie. Aansluiting betekent eigenlijk opgaan in. Letterlijk betekent dat met al het vermogen en materieel, dus als volledige stichting, opgaan in een andere organisatie. Dat proces is vaak niet zo problematisch en kan soepel worden geregeld.
Maar het proces terugdraaien is een ander verhaal. Als je als peuterspeelzaal uit het samenwerkingsverband wil stappen, is er wel een probleem. Een eigen bestuur is er tenslotte niet meer en de middelen zijn opgegaan in de samengevoegde kinderopvangorganisatie. Op de korte termijn lijkt dit dus een fijne oplossing die veel zorgen wegneemt. Wanneer de samenwerking toch niet zo goed loopt als verwacht, kunnen er veel meer zorgen en zelfs verlies van je ‘eigen speelzaal’ voor in de plaats komen.
Onafhankelijk blijven
Het laatste model is dat van een franchise-ondernemerschap. Dit lijkt de beste optie wanneer je zelfstandig wilt blijven en toch de kwaliteit wilt waarborgen. De peuteropvang betaalt hierbij een vast bedrag aan de franchisegever, maar daar staat veel tegenover. De stichting blijft onafhankelijk, behoudt zijn financiële en bestuurlijke zelfstandigheid, houdt volledige zeggenschap over het personele beleid en vult zijn eigen identiteitsbeleid in. De franchisegever zorgt ervoor dat de administratie op peil van de Wet kinderopvang wordt uitgevoerd, ondersteunt op pedagogisch vlak de leidsters en adviseert het bestuur op personeel en beleidsmatig vlak. Het bestuur kan zo doen wat van een bestuur wordt verwacht: besturen, bijsturen en opkomen voor de belangen van de eigen locatie.
Als laatste, maar minstens zo belangrijk, is dat de mogelijkheid van uitstappen altijd open blijft. Bevalt de samenwerking niet? Dan stap je uit met behoud van eigen zelfstandigheid en eigen middelen. Zo kun je de speelzaal behouden waar zo hard voor is gevochten.
De auteur is directeur Korelon Kinderopvang.