Zomertijd belaagt predikant en kerkganger
Zondag, zomertijd. Een uur minder slapen, een uur eerder naar de kerk. De omschakeling naar zomertijd kan predikanten zomaar hinderen. „Ik ben net een thermostaat die van slag af is.”
De klok moet vannacht weer verzet. Vóóruit, deze keer. Ds. W. A. Zondag van de gereformeerde gemeente in Woerden heeft geen last van een uurtje minder nachtrust. „Als predikant krijg je genoeg adrenaline om te preken, dat zorgt ervoor dat je wakker blijft.” Als gemeentelid heeft hij zich weleens vergist toen de klok werd verzet. „Toen stond ik een uur te vroeg bij de kerk. Nou ja, minder erg dan een uur te laat.”
Gemeenteleden hebben nog weleens last van slaperigheid in de kerk, al dan niet door de zomertijd. „Ergens in een kleine gemeente zat iemand een keer op de voorste rij te slapen. Ik dacht: hoe krijg ik die man nu wakker? Ik heb toen met stemverheffing geroepen: Ontwáákt gij die slaapt! Het werkte. Hij schrok overeind.” De naam van de gemeente wil ds. Zondag niet noemen. „Nee, nee, anders mag ik daar nooit meer komen.”
Vervelend
Mensen met een beperking kunnen eerlijk, onbevangen reageren, zo weet de predikant. „Ik zei een keer na afloop van de dienst tegen zo’n jongen: „Nou, kon je het een beetje begrijpen?” Hij zei: „Nee, dominee, ik was heel moe. Ik heb lekker geslapen.” Heerlijk toch?!”
Toch zijn slapende gemeenteleden doorgaans „erg vervelend” voor predikanten, stelt ds. Zondag. „Je aandacht wordt voortdurend naar zo iemand getrokken.” Hij wijst erop dat het wel uitmaakt of een kerkganger alvast een houding aanneemt om te gaan slapen, of dat iemand ongewild wordt overmand door slaap.
Voorgangers kunnen vrij eenvoudig inspelen op slaperigheid. Bijvoorbeeld in de liturgie. „Een predikant moet soms gewoon iets onverwachts doen. Ik heb weleens na een kwartier al een tussenzang opgegeven. Dan zie je mensen opschrikken: Wat, nú al…?! Dat werkt fantastisch. Je moet een gemeente af en toe laten schrikken.”
Ds. M. Baan uit Veenendaal kan behoorlijk last hebben van een uur minder slaap. „Ik heb meegemaakt dat ik een uur moest rijden om ergens om kwart voor negen te preken. Nou, dan heb je echt een kort nachtje. Ik heb dan drie dagen nodig om te acclimatiseren.”
De hervormde emeritus predikant houdt altijd rekening met de omschakeling naar zomertijd. Vooral de eerste zondag na het verzetten van de klok loert het gevaar. „Ik moet oppassen dat ik wakker blijf op de preekstoel. Ik neem twee aspirientjes, dan ben je veel alerter. En mijn tukje ’s middags duurt iets langer.”
Ook gemeenteleden hebben last van een uur minder slaap, signaleert de predikant. „Je ziet ze zitten te gapen. Nette kerkgangers proberen het te verbergen, maar predikanten zijn erop getraind. Wij zien dat echt wel.” Gemeenteleden die te laat komen, ziet hij soms steels naar binnen sluipen. „Anders wordt er natuurlijk in het hele dorp over gekletst.”
De omschakeling wintertijd/zomertijd heeft ook haar weerslag op kerkelijke activiteiten. „Aan het begin van het seizoen plannen we bijvoorbeeld nog een Bijbelkring in april. Maar omdat de dagen dan langer zijn, hebben mensen ineens geen zin meer om te vergaderen. Dan moeten ze de tuin spitten.”
Ds. Baan hoeft vrijwel nooit op de klok te kijken. „Ik kan meestal op de minuut nauwkeurig inschatten hoe laat het is.” De overgang zomertijd/wintertijd –of andersom– doet echter een aanslag op z’n biologische klok. „Ik ben dan net een thermostaat die van slag is.”
Een beetje voorbereiding op de zomertijd kan geen kwaad. Iets eerder naar bed bijvoorbeeld. „De boodschap mag er niet onder lijden.”