Echte terreurbestrijding: een leven van naastenliefde en waardigheid
Afschuw en afwijzing. Dat waren reacties vanuit de wereld op de aanslag in de Londense wijk Westminster van woensdagmiddag. Een man –volgens de politie „geïnspireerd door het islamitisch terrorisme”– reed met een auto bewust mensen omver, om vervolgens bij het parlementsgebouw met een mes te gaan steken.
Het is schokkend om te zien wat deze man in enkele minuten heeft kunnen doen. Hij heeft zeker 44 mensen weten te treffen: 3 van hen zijn omgekomen, 40 anderen raakten gewond, van wie er vanochtend nog 7 in kritieke toestand verkeerden. De dader zelf werd ter plekke door de politie doodgeschoten. Dat brengt het totaalaantal doden op vier.
Na de ‘doorbraak’ van het terrorisme in september 2001 liep Londen wereldwijd voorop in het plaatsen van bewakingscamera’s in de stad. Elke straat en stoeptegel in Westminster en daarbuiten kan op verschillende camera’s worden bekeken. Het lijdt geen twijfel dat de politie hier nuttig gebruik van heeft kunnen maken. Maar een garantie tegen een nieuwe aanslag waren de duizenden camera’s dus niet.
Deze aanslag was bijzonder uitgekiend, doordat de dader voor zijn daad koos voor alledaagse middelen: een auto en een mes. Auto’s rijden er doorlopend door Westminster, en een mes kun je gemakkelijk verbergen. Je kunt de politie dus moeilijk verwijten dat ze dit niet heeft kunnen voorkomen. Het gebruik van deze middelen behoort tot de gewone vrijheden.
Het incident vond plaats op de herdenkingsdag van de Brusselse aanslag van vorig jaar. Het ligt voor de hand dat dit bewust zo gepland was, ook al weten we dat niet zeker.
Na 2001 besloten veel regeringen –de Britse samen met de Amerikaanse voorop– tot een steeds strengere controles op wapens en explosieven in het vliegverkeer. Dit is allemaal begrijpelijk en goeddeels verdedigbaar, maar terroristen blijken creatiever (of beter: destructiever).
De meest effectieve benadering is toch die van het klassieke inlichtingenwerk: het zoeken naar mogelijke daders en deze proberen te volgen, hun netwerk in kaart te brengen en hen uiteindelijk te weerhouden van het plegen van een aanslag. Vanuit eerdere voorbeelden –zoals de aanslagpleger in Berlijn in december– weten we dat de politie de menskracht mist om alle mogelijke terroristen te volgen.
Bovendien zijn er daders die volkomen op eigen houtje werken. Bij zulke mensen helpt afluisteren weinig. De Engelse politie heeft vanochtend intussen zeven arrestaties verricht, dus het is mogelijk dat de dader samen met anderen optrad, maar zeker is dat niet. Daders die werkelijk alleen handelen en gewone middelen als een auto en een keukenmes gebruiken, kunnen zelfs in een politiestaat buiten het zicht van de radar blijven.
De belangrijkste terreurbestrijding is daarom nog steeds het leven in vrijheid. En dan niet het decadente en platte misbruik van de vrijheid, maar het benutten daarvan om een voorbeeld van waardigheid te zijn. Hier ligt een mooie taak voor gewone burgers: wie een eenvoudig leven leidt van naastenliefde en dienstbetoon, doet aan terreurbestrijding.