Residentiepauzedienst: Vrede in de praktijk ervaren is een geschenk
In de Waalse kerk in Den Haag wordt iedere derde dinsdag van de maand een residentiepauzedienst gehouden. Een predikant spreekt een meditatie uit, waarna een politicus van een van de christelijke partijen een toespraak houdt. Dinsdag sprak senator Greetje de Vries-Leggedoor (CDA).
„Maar de vrucht van de Geest is liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing” (Galaten 5:22-23; NBG ’51). Ik word steeds weer blij als ik dit stukje Bijbeltekst hoor. Wat een rijkdom als je dat allemaal gegeven wordt.
Paulus schrijft in Filippenzen 4 dat we te boek moeten staan als vriendelijke mensen. Dat God dichtbij is en dat we ons geen zorgen hoeven te maken. We mogen Hem dankbaar, biddend en smekend onze wensen voorleggen. Dat God met Zijn vrede, die alle begrip te boven gaat, zal waken over ons hart en onze gedachten. Ook geeft Paulus een aantal leefregels mee: dat we steeds moeten overwegen wat waar en verheven is, rechtvaardig en zuiver, beminnelijk en eervol, alles wat deugdzaam is en lof verdient. En hij sluit deze raadgevingen af met: „Breng in praktijk wat ik u geleerd en overgeleverd heb door mijn woorden en mijn daden. Dan zal God Die de vrede geeft, met u zijn.”
Over dat laatste, ”breng in praktijk” en ”vrede”, deel ik graag mijn persoonlijke mening en ervaring, want wie ben ik om te vertellen hoe u het zou moeten doen. Dat zou grenzen aan zelfoverschatting of ijdelheid.
Vertrouwen
Ik voel me een gelukkig en gezegend mens. Opgegroeid in een warm nest dat je elk kind zou gunnen. God, Jezus, Bijbel en kerk waren een vanzelfsprekendheid. Geld was er –zeker in het begin– niet, maar dat hebben wij als kinderen nooit gemerkt. Gelukkig wist mijn moeder van een dubbeltje een kwartje te maken en pakte mijn vader alle mogelijkheden aan om zijn gezin te kunnen onderhouden. Wat zijn ogen zagen, konden zijn handen maken. Je zou kunnen zeggen dat in de opvoeding de vruchten van de Geest binnen ons gezin centraal stonden. Hoewel het ook best eens verkeerd ging, we zijn allemaal mensen.
De les die we thuis met de paplepel kregen ingegoten was dat we de leefregels uit de Bijbel niet alleen ’s zondags in de kerk moeten belijden, maar dat we ze bovenal in ons dagelijks leven in de praktijk moeten brengen. Voor mij is daardoor het geloof, de leefregels uit de Bijbel, geen sausje over mijn levensverhaal, maar een ingrediënt van mijn handelen.
Het blijft voor mij dag aan dag een uitdaging om daarmee niet de fout in te gaan, en vaak genoeg moet ik ’s avonds mijn handen vouwen vanwege de onrust in mijn hart. Omdat ik denk iets niet goed gedaan te hebben. Om me weer vredig te voelen. Mijn vertrouwen in Hem en de vrede die Hij schenkt, is groot. Soms moet ik er eerst iets voor doen, soms voel ik de vrede als vanzelf. Hoe groot dat geschenk van vrede is, heb ik in mijn persoonlijk leven mogen ervaren.
Geen gepieker
In 2008 viel mijn man ’s nachts, nog half in slaap, over de balustrade van de overloop op de plavuizen vloer in onze hal. Ik werd wakker van een doffe plof. Die nacht belandde mijn man op de trauma-afdeling van het universitair ziekenhuis. Gelukkig viel het hoofdletsel mee, maar bekken en heup lagen aan gruzelementen. De vooruitzichten stemden die eerste weken niet hoopvol.
In die tijd reisde ik dagelijks heen en weer, dus sliep ik in ons eigen bed. Onze predikant, die elke morgen even belde of langskwam en natuurlijk allereerst informeerde naar mijn man, vroeg op enig moment of ik het ook nog volhield. Daar kon ik volmondig ja op zeggen. En of ik genoeg nachtrust kreeg. Ik sliep –lichtelijk overdreven– als een roos.
Weet u: er is in die tijd iets opmerkelijks gebeurd. Vanaf dag één. In mijn hoofd zat een lied en dat wilde er niet uit. Drie weken lang bleef het zingen. Steeds als er even niets te doen was, hét moment waarop je kunt gaan piekeren, borrelde hetzelfde op: „Geef mij kracht, heel mijn leven Heer.”
Automatisch, ik heb het niet zelf bedacht en ik kon het niet aan- of uitzetten. Geef mij kracht. Ik viel ermee in slaap en stond er mee op. Ruimte om te piekeren was er daardoor niet. Zonder gekoesterde ambities voor mijn man opzij te zetten, zou je kunnen zeggen dat ik er vrede mee had. Onze predikant zei: „Weet je hoe ze dit noemen? Genade!”
Vrede krijgen van God is een geschenk. Daarvoor moeten we Hem toelaten in ons hart en er, met al onze nukken en tekortkomingen, op vertrouwen dat Hij ons helpt. Bij alles wat we doen.
Dit alles in het besef dat we het nooit alleen kunnen. Wat zei Paulus in Filippenzen 4? „Dat God met Zijn vrede, die alle begrip te boven gaat, zal waken over ons hart en onze gedachten.”