Nooit met je telefoon de straat op
tekst Henrique Staal
beeld Jaco Klamer
Als ze boodschappen doet laat ze haar telefoon thuis. Anders wordt die vrijwel zeker van haar geroofd. De Venezolaanse Lizabeth (19) is altijd op haar hoede in de hoofdstad Caracas. „Mijn moeder is al twee keer gegijzeld.”
Dat ging zo. „Om elf uur ’s avonds kwam ze thuis uit haar werk. Bij de voordeur werd ze onder schot genomen door twee criminelen. Die dwongen haar in haar Ford te stappen. Na een bange rit werd ze uit haar auto gezet. Die was ze kwijt. Huilend kwam ze thuis.”
De tweede keer werd de vrouw gekidnapt toen ze bij haar baas in de auto zat. Ook die keer werd ze op de snelweg vrijgelaten.
Ondanks de avonturen van haar moeder wil Lizabeth altijd in haar land blijven wonen. „Ik heb een band met het land omdat ik er geboren ben. En al mijn vrienden wonen hier. Maar het is hier wel gevaarlijk.”
De 12-jarige landgenoot Sofia is zó bang om te worden beroofd dat ze er van droomde. „Ik liep ’s nachts op straat en zag daar een paar mannen lopen. Ik dacht dat ze van de FBI waren, maar toen ze dichterbij kwamen, richtten ze ineens hun pistolen op mijn hoofd. Zo dwongen ze mij mijn portemonnee te geven. Ik rende voor mijn leven. Toen schrok ik wakker.”
Sindsdien is de tiener bang. „Ik reis niet met het openbaar vervoer omdat dat gevaarlijk is. En ik hoop niet dat ik ziek wordt. Laatst was een vriend van mij in een boom geklommen. Hij viel eruit en raakte gewond. In het ziekenhuis had hij een injectie nodig. Die moest hij zelf kopen omdat het ziekenhuis de medicijnen niet meer had. We hebben via WhatsApp vrienden gevraagd om geld. En zo kwamen we in contact met iemand die de benodigdheden voor een injectie wilde afstaan.”
Sofie wil met haar moeder naar buurland Argentinië verhuizen om de problemen te ontduiken. De zusjes Jandrea (14) en Julie (11) twijfelen daar nog over. „Als we het land verlaten, lijkt het alsof we het leven in Venezuela niet meer volhouden. Het opgeven. Maar we zijn bang dat we wel móeten vertrekken als de situatie hier zo onveilig blijft.”
„Ik zit in de tweede klas van de middelbare school”, vervolgt Jandrea. „Elke dag moet ik, voor mijn eigen veiligheid, opletten als ik uit huis vertrek. Ik kan niet zomaar op straat lopen, want criminelen beroven mensen aan de lopende band. Op straat kan ik niet bellen, ook niet in geval van nood, want dan wordt je telefoon gegarandeerd gestolen. Ik ben bang om ziek te worden want dan moet je zelf je medicijnen bij elkaar zien te krijgen.”
Haar zusje Julie moet met voedselbonnen in de rij staan voor eten. „Ik houd van de lekkernij Bollitos de chicharron Venezolanos: een oliebol gevuld met varkensvlees. Mijn moeder houdt er niet van, maar ik vind ’em heerlijk.” Ze zou er niet aan moeten denken om deze heerlijkheden te missen.