Zonder kunst heeft cultuur te weinig waarde
Kunst is van groot belang voor een cultuur die dynamisch en levend wil blijven, stelt Rob van Gerwen. Door kunst delen we onze subjectiefste ervaringen met elkaar.
Cultuur is hoe mensen hun leefwereld vormgeven: architectuur en stadsplanning, maar ook de Kalverstraat, het niet vegen van de stoep, de manier waarop we auto’s stallen, de media: alles wat de publieke ruimte vormgeeft. De politiek zegt dat cultuur zichzelf moet terugverdienen, en dat doet ze ook: iedere ingreep heeft zijn eigen verdienmodel. Maar de kunsten nemen hierin een bijzondere plaats in.
Het is een vergissing om te stellen dat kunst niet hoeft te rekenen op subsidie. Een gevolg kan zijn dat tentoonstellingen alleen voor een enorm kijkerspubliek worden ingericht, de zogenaamde blockbuster-tentoonstellingen, waardoor bezoekers de kunst niet vruchtbaar ervaren. Kunst is bewerkelijk en moet in rust ervaren worden en dat is –economisch gezien– duur.
Kunstenaars moeten zich soms jaren op projecten concentreren. Kunst is arbeidsintensief en uitermate kwetsbaar. Kunst is autonoom en kan niet voor politieke, economische of journalistieke karretjes gespannen worden. Iéder kunstwerk is cruciaal, ongeacht wat de omgeving ermee opschiet.
De politiek is momenteel in de greep van onbegrepen mechanismen op internet. Wat we op Twitter roepen is een expressie, maar zodra het geroepen is en geretweet, wordt het beschouwd als een waarheid. De problemen die we daardoor hebben, ontglippen ook onze objectivistische wetenschappen – en leggen daar een centrale zwakte van bloot: wetenschappen gaan uitsluitend over objectief meetbare regelmatigheden.
Ik pleit niet tegen de wetenschappen, maar wijs op hun blinde vlek: subjectiviteit. Precies datgene waar internet en populisme op inspringen. Maar dus ook de kunst.
Waarnemen
Hoe geven andere media onze leefwereld vorm? Kranten en televisie vertellen over gebeurtenissen we over het algemeen niet met eigen zintuigen hebben waargenomen. Als het goed is onthullen media de werkelijkheid en ontmaskeren ze onwaarheden daarover. Elke representatie reduceert echter de werkelijkheid van die gebeurtenissen.
Gebeurtenissen zijn immers processen, waar waarnemers deel van uitmaken. Waarnemers die deze processen niet alleen zien maar ook horen, ruiken en voelen. Deze gelijktijdige combinatie van zintuigen maakt dat we weten dat wat we zien gebeuren echt is. Alleen de waarneming geeft ons de werkelijkheid.
En waarnemers delen die waarnemingen voortdurend, hoewel niet met iedereen. Dat is mijn subjectief realisme. Diezelfde gebeurtenissen nu worden in de krant teruggebracht tot een verhaal en een foto. Klopt het wat ze schrijven, geeft de foto een adequaat beeld? Het gaat in de journalistiek altijd om de waarheid.
Er is weinig ruimte om het publiek gevoelig te maken voor de manier waarop de journalistiek een hapklaar verhaal maakt van complexe gebeurtenissen, en wat daarbij zoekraakt.
Autonoom
In een kunstwerk gaat het nooit om de waarheid van het onderwerp, maar om de artistieke verdienste van het werk zelf. Kunstenaars presenteren subjectieve aspecten van hun werk. Bij een fictiefilm bijvoorbeeld gaat het niet om de waarheid, maar om hoe het is om zulke dingen mee te moeten maken, en een kubistisch schilderij brengt iets over zonder dat waarheidsgetrouw te doen. Wie de kunsten volgt, beseft dat de theorieën, verhalen en afbeeldingen waarmee we onze kennis overbrengen veel meer met ons doen dan alleen waarheid overbrengen.
Wat wij als kunst beschouwen –onder meer schilderkunst, muziek, theater, film en dans– staat bekend als het moderne systeem van de schone kunsten zoals dat in de achttiende eeuw is geïntroduceerd door Charles de Batteux. Hij zag schone kunst niet langer als functioneel. Van functionele ambachten zoals het maken van keramiek, glas in lood, tuinkunst en design kun je vaststellen of het aan zijn functie voldoet: blijft de koffie wel heet in de kan? Lekt die kom niet?
Maar schone kunst moet iedereen zelf esthetisch beoordelen. En wat kunst nu eigenlijk is, of waar het aan moet voldoen, is daarmee een lastige kwestie geworden. Filosofen vragen zich dan ook af hoe we kunst moeten definiëren. Ik meen dat we kunst als een praktijk moeten definiëren wier interne factoren alle op elkaar betrokken zijn. Dat maakt haar autonoom.
Kunstenaars maken kunstwerken bedoeld voor de esthetische beschouwing van kunstbeschouwers. Dit publiek beziet wat de kunstenaar heeft gedaan om hun een interessante ervaring te bezorgen. De ”bedoelingen” van de maker en de ”pogingen” om die bedoelingen terug te zien in het ”werk”. Deze drie factoren vormen een kernmoment in de kunstpraktijk. De esthetische ervaring is niet uit op het achterhalen van de waarheid achter de afbeelding, maar van de artistieke verdienste ervan. De maker in het werk is een subjectieve constructie van de kijker: je moet een bepaald soort ‘dier’ zijn, een mens met empathisch vermogen en verbeelding, en in zekere mate thuis in de kunstpraktijk, om de maker in het werk te ervaren.
Er zijn verder contexten gecreëerd waarin kunstwerken optimaal ervaren kunnen worden, zoals musea en concertzalen. Verder spelen critici een rol in de kunstpraktijk, Zij suggereren het kunstpubliek waar het wel of niet heen moet gaan en waar het dan op zou moeten letten. Maar wanneer het publiek op die suggesties ingaat, zal het toch weer zelf moeten oordelen: critici hebben niet het laatste woord. Kunstfilosofen, ten laatste, moeten deze praktijk conceptueel duiden, zodat de rollen en verantwoordelijkheden van alle deelnemers duidelijk worden.
Verdedigen
En deze kunstfilosoof zegt dat kunst heel kwetsbaar is. Stel, je staat van een werk te genieten en er komt iemand naast je staan die het gaat afkraken. Je voelt je gedwongen je ervaring te verdedigen, maar dat lukt niet zomaar. Zeker niet als die ander in zijn positie volhardt dat het een prutswerk is. Of je staat van een schilderij te genieten wanneer een suppoost er een tweede exemplaar naast hangt; een vervalsing! Maar welke van de twee is het origineel? De waarneming is voorgoed vergald.
Kunst is net zo kwetsbaar als menselijk contact kan zijn. De kwetsbaarheid van de esthetische beschouwing van kunst, en die van het elkaar aankijken – daar draait het allemaal om in de levens die we leiden. Het is goed om onze omgeving fijner en aangenamer te maken –cultuur– maar het is veel belangrijker om de kwetsbaarheid van onze aanwezigheid in deze wereld te beseffen.
We moeten ervaringen delen, willen we met andere mensen kunnen samenleven. We hebben behoefte aan een praktijk die ons autonoom laat zien dat de manieren waarop we elkaar in de media over de wereld vertellen, ons op heel verschillende manieren sturen. Een cultuur gedijt dánkzij de subjectieve eigenschappen van de leefwereld, die we niet kunnen bewijzen of naar waarheid kunnen weergeven, maar die we niettemin ervaren.
En dat ervaren delen we alleen in de kunstpraktijk in rust en met toewijding. Je beleeft een werk niet in je eentje zus of zo. Samen kijken en luisteren is de basis van samen leven.
De auteur is senior docent en onderzoeker wijsbegeerte aan de faculteit geesteswetenschappen van de Universiteit Utrecht. Dit is een samenvatting van de lezing ”Het cruciale belang van kunst voor een cultuur” die hij gisteravond gaf in Leeuwarden.