Binnenland

Erkenning genocide van levensbelang

Nooit eerder kregen zij zo’n kans. Om als Armeense gemeenschap in Nederland direct met minister van Aartsen van gedachten te wisselen. ChristenUnie-kamerlid Van Dijke, die het gesprek arrangeerde: „Officiële erkenning van de genocide van 1915 is voor hen van levensbelang.”

22 February 2002 23:00Gewijzigd op 13 November 2020 23:26

Aanstaande maandag is de grote dag. Jarenlang schreven zij de minister van Buitenlandse Zaken en zelfs premier Kok brieven. Over dat gruwelijke misdrijf dat de zogenaamde Jong Turken 87 jaar geleden pleegden. Antwoord kwam er niet of nauwelijks. Maar door tussenkomst van kamerlid Van Dijke kan een delegatie van Nederlandse Armeniërs nu toch bij Van Aartsen aan tafel schuiven.

Ministers hebben gewoonlijk weinig tijd. Daarom zal de afvaardiging van de Armeense gemeenschap snel ter zake moeten komen, stelt Van Dijke, die zelf ook bij het gesprek aanwezig is. „Zij en ik willen weten wat het kabinet nu toch eigenlijk tegenhoudt om de genocide op de Armeniërs als historische gebeurtenis officieel te erkennen en te veroordelen.”

Over de feiten hoeft maandag amper gesproken te worden, vindt het kamerlid. „Daarover zijn de bewindsman en wij het eens. In het jaar 1915 hebben de Jong Turken honderdduizenden Armeniërs gedeporteerd, mishandeld en gedood. Over het precieze aantal kun je twisten. De Armeniërs zelf houden het op 1,5 miljoen, anderen op 900.000. Vaststaat in elk geval dat hier sprake was van genocide: de bewuste poging een heel volk uit te roeien.”

Wat is dan het twistpunt met het kabinet?
„De regering heeft tot nu toe geweigerd zich officieel en in afkeurende zin over de zaak uit te spreken. Dat vind ik onaanvaardbaar. We weten allemaal dat de Turkse regering de genocide altijd heeft ontkend en gebagatelliseerd. Dat doet ook een deel van de Turkse gemeenschap in Nederland.

Zolang onze regering zich niet helder uitspreekt, geeft zij ruimte aan de openlijke ontkenning van deze volkenmoord. Dat zou in een rechtsstaat als de onze toch niet mogelijk moeten zijn. Wie de Holocaust ontkent, is in onze wetgeving strafbaar. Waarom mag dit dan wel?”

Misschien omdat men geen onrust onder de Nederlandse Turken wil…
„Als dat de reden voor de weigering is, wil ik dat maandag graag van de minister horen. Maar ik kan me niet voorstellen dat hij dat zal durven aanvoeren. Het is toch onrechtvaardig om de Armeniërs hun eigen geschiedenis te onthouden, omwille van een groep mensen die toevallig wat omvangrijker en militanter is?

Erkenning van de genocide is een zaak van recht. Zij kan bovendien heilzaam uitpakken voor de verhouding tussen Turken en Armeniërs, hier in ons land én in de Kaukasus. Deze beide volken kunnen nooit ontspannen en vreedzaam met elkaar omgaan zolang een onverwerkte volkenmoord tussen hen in staat. Verzoening is voor hen een zaak van levensbelang.”

Wat verlangt u concreet van het kabinet?
„Op 24 april herdenken de Armeniërs wereldwijd hun voorouders die het slachtoffer werden van de volkenmoord. Vorig jaar is dat in Nederland voor het eerst gebeurd rond een eigen monument, te weten op de begraafplaats in Assen. Dit jaar zal de herdenking opnieuw op die locatie plaatsvinden.

Er zou een goed signaal van uitgaan als daar eens een lid van het kabinet bij aanwezig was, een minister die zich openlijk uit zou spreken over de genocide. Als dat nu niet meer te organiseren valt, kan het misschien in 2003 gebeuren.”

Is er enige kans dat dit gebeurt?
„Ik denk dat de Armeniërs het gesprek van maandag met een goede verwachting in kunnen gaan. Wie het ambtsbericht van Buitenlandse Zaken over Armenië leest, ziet dat daarin onverhuld over de genocide gesproken wordt. Het getal van 1,5 miljoen slachtoffers wordt daarin als een feit gepresenteerd. Als dat geschreven wordt, waarom kan het dan ook niet gezegd worden?

Daar komt bij dat Nederland zich internationaal vaak sterk maakt voor mensenrechten, een voorvechter is van het Internationaal Strafhof en van berechting van daders van genocide. Die opstelling wordt ongeloofwaardiger naarmate ons land langer zwijgt over Armenië.

En zo zijn er talloze redenen waarom Nederland het zich niet kan veroorloven dit punt te laten liggen. Veel andere landen hebben zich wel helder uitgesproken, zoals Frankrijk en Zweden. Het Europees Parlement heeft dat in 1987 al gedaan. De EU heeft in het toetredingsverdrag met Turkije erkenning van de genocide min of meer als voorwaarde gesteld.

Ons land, dat in OVSE-verband een bijzondere verantwoordelijkheid heeft voor de republiek Armenië, kan bij al dat soort heldere uitspraken niet achterblijven.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer