Duw koning niet nog verder weg bij vorming van een nieuwe regering
Je zou bijna denken dat de partijleiders van de grote politieke partijen nog op zoek waren naar een onderwerp om over te ruziën zo vlak voor de verkiezingen. En daarom werd maar weer eens een oude zaak uit de constitutionele lade gehaald, namelijk welke invloed de koning mag hebben bij het formeren van een nieuwe regering. In 2012 heeft de Tweede Kamer al besloten definitief een einde te maken aan de –kleine– sturende rol die het staatshoofd jarenlang bij formaties had. Het parlement haalde de regie weg uit het paleis en besloot voortaan zelf leiding te geven aan het formatieproces.
Inmiddels wordt nu strijd geleverd over de vraag of de koning op gezette tijden nog wel geïnformeerd moet worden over het verloop van de formatie. Een aantal partijen vindt van wel, andere vinden van niet. Bijzonder is dat de drie vaste adviseurs van de koning, de vicevoorzitter van de Raad van State en de voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer, het daarover niet eens zijn. De eerste twee willen op vooraf vastgestelde momenten de vorst informeren over de stand van zaken in de formatie. Arib, voorzitter van de Tweede Kamer, wil dat niet.
Dat Arib bezwaar maakt, is gezien haar positie niet zo wonderlijk. Zij is immers voorzitter van de Tweede Kamer en juist dat orgaan heeft in 2012 besloten de leiding van de formatie naar zichzelf toe te trekken. Arib wil haar verhouding met de meerderheid in die Kamer natuurlijk goed houden.
Rest de vraag of het verstandig is de rol van de koning in de formatiebesprekingen nog verder te minimaliseren. Het antwoord is: nee. De vorst heeft simpelweg récht op informatie. Die zal hij ook wel krijgen, maar blijkbaar is het nu ook al verdacht om hem die op vooraf bepaalde momenten te geven.
Het nabije verleden maakt duidelijk dat de regerende vorst mans of vrouws genoeg is zich niet inhoudelijk met de politiek te bemoeien. Het feit dat koning Willem-Alexander en zijn vrouw onlangs nog publiek hebben gemaakt op 15 maart niet te gaan stemmen, is daarvan het zoveelste bewijs. Tegelijk zou het zomaar kunnen dat het politieke landschap na 15 maart zó versplinterd is dat we snakken naar een persoon die boven de partijen staat en het vormen van een meerderheidsregering op een goede, onpartijdige manier kan begeleiden.
Zo bezien, is de beslissing van 2012 een slechte beslissing en het gekissebis over hoeveel informatie de koning moet krijgen en wanneer precies een kleuterschoolruzie. Onze koning kan, gezien zijn leeftijd en ervaring, onmogelijk nu al een vaderlijke rol spelen in politiek Den Haag. Maar een grote broer die in ieder geval goed geïnformeerd moet zijn, is hij zeker wel. Altijd zal hij als koning zijn werk moeten doen onder verantwoordelijkheid van de regering. Nooit zal hij zijn politieke voorkeuren mogen inbrengen in zijn adviezen. Daar heeft het parlement scherp op toe te zien. Maar het verleden heeft aangetoond dat onze staatshoofden hun plaats heel goed kennen.
Door deze discussie schaden politici niet alleen hun eigen positie, maar ook die van de koning. Onze monarch, die zijn ambt uitstekend uitoefent, verdient beter.