A. was op 1 juni 2014 spreker op een Turkse demonstratie in Almelo tegen de oprichting van een monument in de stad ter nagedachtenis aan de slachtoffers van de Armeense genocide begin vorige eeuw. Met het scanderen van „Karabach zal het graf van de Armeniërs worden” had hij volgens het OM de grenzen van de vrijheid van meningsuiting overschreden. De stad Karabach is sinds begin jaren negentig in handen van Armeniërs. Turkije vindt dat de stad toebehoort aan Azerbeidzjan en de Armeniërs er moeten vertrekken.

De officier van justitie meent dat A. met zijn uitspraak het conflict rondom Karabach Nederland had binnengebracht en onder de Armeense gemeenschap in ons land angst en onrust had gezaaid. Ze rekent het A. ook aan dat hij geen spijt heeft van zijn uitspraak. A. zelf vindt dat hem niks te verwijten valt: „Ik ben voor vrede in de regio rond Karabach, maar die is alleen te bereiken door een vertrek van de Armeniërs. Anders is een nieuwe oorlog onvermijdelijk.” Zijn advocaat meent dan ook dat A. met zijn uitspraak alleen een feit constateerde.

De rechtbank doet op vrijdag 17 maart uitspraak.