Patrick Gillespie, een Schotse drieverbondentheoloog
Dr. Alexander Comrie (1706-1774) was in de ogen van de Leidse hoogleraar Jan Jacob Schultens maar een bekrompen theoloog. Schultens (1716-1788) wilde Comrie voorhouden dat diens verbondsvisie niet door al zijn Schotse landgenoten werd gedeeld.
„Let wat beter, mijn Heer, op den tekst der Kerkformulieren, en uitleggingen of verklaaringen van en tekst der Kerkformulieren; die de Godgeleerden geeven, en dan zult ge het onderscheid tusschen Verbond der Verlossing, en Verbond der Genade niet alleen in de Nederlandse, Franse en Engelse, maar zelfs in de Schotse Kerke vinden”, schreef Schultens.
Om een en ander te onderbouwen gebruikt Schultens vervolgens de Schotse theoloog Patrick Gillespie (1617-1675), die twee boeken over de leer van de verbonden schreef. Patrick was minder bekend dan zijn broer George Gillespie (1613-1648), die als afgevaardigde van de Schotse kerken op de synode van Westminster (1643-1648) naam maakte door zijn talent voor debatteren. Het is dit jaar 400 jaar geleden dat Patrick Gillespie werd geboren.
Comrie, die van Schotse afkomst was, wees de drieverbondenleer af omdat die volgens hem zou leiden tot een remonstrantse visie op het geloof. Comrie stelde in plaats hiervan dat er twee verbonden zijn: het werkverbond en het genadeverbond. Het genadeverbond is een eeuwig verbond, gemaakt met Christus en in Hem met alle uitverkorenen. Bij dit verbond zijn er geen voorwaarden vanuit de mens. Genade is vrij en onvoorwaardelijk. Alleen de door God uitverkorenen zijn in dit verbond begrepen.
Als er naast het genadeverbond ook nog een verbond der verlossing tussen de Vader en de Zoon zou bestaan, zou dat erop duiden dat het genadeverbond is opgericht tussen God en de mens, die dan aan bepaalde voorwaarden moet voldoen. Comrie was beducht voor deze visie, omdat zij de deur open zou zetten voor de gedachte dat de mens zelf tot een geloofsbeslissing kon komen. Deze bedekte vorm van arminianisme bespeurde hij bij mensen die graag tolerant wilden zijn tegenover andersdenkenden, zoals de remonstranten.
Het was Schultens bekend dat Comrie een boek van zijn landgenoot Thomas Boston (1676-1732) in het Nederlands vertaald had onder de titel ”Eene beschouwing van het verbond der genade” (1741). Comrie stond van harte achter Bostons tweeverbondenleer, die in dit boek tot uitdrukking komt. Schultens had echter niet alleen moeite met Comries stelligheid om de drieverbondenleer af te wijzen, maar ook met diens standpunt over het werkverbond. Hij vroeg zich af waar dit verbond in de Bijbel en in de Nederlandse belijdenisgeschriften voorkomt.
Ook ergerde hij zich aan de kritiek van Comrie op de verlichte theologen die minder terughoudend wilden zijn ten opzichte van andersdenkenden, zoals de remonstranten. Tolerantie was een modewoord geworden, en daar paste de scherpe kritiek van Comrie en zijn vriend Nicolaas Holtius (1693-1773) niet bij. Maar ondanks deze drang naar tolerantie was Schultens scherp ten aanzien van de in zijn ogen starre calvinisten. Jegens hen toonde hij weinig verdraagzaamheid.
De manier waarop Schultens in een boek van 974 bladzijden tegen Comrie en diens catechismuspreken van leer trok, verdient geen schoonheidsprijs. Schultens bleek wel goed op de hoogte te zijn van het theologische klimaat op het Britse eiland. Het is echter niet zo dat Gillespie met zijn drieverbondenleer de arminianen in de kaart speelde.
Gillespies oeuvre geeft duidelijk aan dat hij zich verbonden wist met het calvinistische orthodoxie. Daar getuigt ook zijn boek over het verbond der verlossing van, ”The Ark of the Covenant Opened”, dat in 1677 postuum en anoniem in Londen werd uitgegeven. De inhoud van dit boek is ook qua stijl een vervolg op zijn eerder verschenen boek over het verbond der genade, ”The Ark of the Testament Opened”, dat tijdens zijn leven in 1661 (ook anoniem) in Londen van de pers kwam.
Het is niet bekend waarom beide boeken van Gillespie anoniem verschenen. Waarschijnlijk had dit te maken met zijn politieke standpunt. Tijdens zijn ambtsperiode in Kirkcaldy voelde hij zich nauw verbonden met de Schotse covenanters, een groepering die koning Karel II niet wilde erkennen als hoofd van de kerk. Nadat Gillespie in 1648 naar Glasgow werd overgeplaatst kwam hij in conflict met geestverwanten die de verbannen koning wel wilden steunen.
Zijn sympathie voor de Engelse staatsman Oliver Cromwell, die Schotland tot bezet gebied had verklaard, zorgde ervoor dat hij zich nog meer van hen vervreemdde. Dit kwam vooral tot uiting toen hij in 1653 door toedoen van ”Lord Protector” Cromwell rector werd van de universiteit van Glasgow. Toen Karel II in 1660 weer koning werd, liet deze Gillespie vanwege zijn steun aan Cromwell arresteren. Op grond van getoond berouw werd hij niet terechtgesteld.
Van de laatste jaren van Gillespies leven is bijna niets bekend. Hij overleed in 1675 in Leith.
Twee of drie verbonden
De verbondsleer heeft vanaf de Reformatie de gereformeerde theologie gestempeld. De bedoeling van deze leer was het verhelderen van de verhouding tussen God en mens. Aanvankelijk werden er twee verbonden onderscheiden, het werkverbond en het genadeverbond.
Schotse godgeleerden verschilden (net als hun collega’s in Nederland) van mening over het aantal verbonden. Sommige theologen spraken van drie verbonden en anderen lieten het verlossingsverbond met het genadeverbond samenvallen.
De Nederlandse hedendaagse christelijke gereformeerde theoloog B. Loonstra stelde in zijn dissertatie over het verbond der verlossing dat het op het eerste gezicht verwonderlijk is dat het verbond der verlossing –dat door Arminius is geïntroduceerd– „door zijn gereformeerde bestrijders werd overgenomen en verder uitgewerkt.” Dit geldt niet alleen voor Nederlandse theologen, maar ook voor Schotse theologen uit de zeventiende eeuw. Behalve Gillespie was ook diens collega prof. David Dickson (ca. 1583-1663) een voorstander van de drieverbondenleer.
Dickson had op de synode van de Schotse Kerk in 1638 in Glasgow bij zijn uiteenzetting over de gevaren van het arminianisme al een lans gebroken voor het verbond der verlossing. Hij wees de manier waarop de remonstranten het verlossingsverbond en het genadeverbond van elkaar scheiden af, maar gaf daarna in enkele stellingen weer dat het onderscheid, (geen scheiding!) Bijbels is: „Er is een verbond der verlossing tussen God en de Middelaar Christus, voorafgaande aan het verbond der genade en zaligheid, gemaakt tussen God en de gelovige door Christus, welke de grond is van alle onderhandelingen die God met de mens heeft in de prediking van het Evangelie.”
Dickson heeft zijn verbondsvisie later uitgewerkt in zijn boek ”Therapeutica Sacra”, waarvan in 1656 een Latijnse editie verscheen. Opvallend is daarin de plaats die Dickson toekent aan de kinderen der gelovigen. Volgens hem zijn ook zij in het genadeverbond begrepen, maar krijgen ze alleen door wedergeboorte deel aan de heilsgoederen van het verbond.
Gillespie werkte dit onderwerp in zijn boek niet uit. Wel valt op dat hij niet vaak gebruikmaakt van het woord ”uitverkorenen”, maar spreekt van ”Gods kinderen”. Ook valt op dat hij aan de ene kant alles wat Gods kinderen ontvangen toeschrijft aan soevereine genade, maar dat hij aan de andere kant hun ingezet worden in het verbond door het geloof beschrijft in termen van het actief maken van een verbond. Of anders gezegd, hij geeft aan dat een werkzaam geloof nodig is om het heil in Christus te ontvangen.
Waarschijnlijk benadrukte hij dit om stelling te nemen tegen de antinomianen, die de wet als leefregel verwierpen en daardoor alle verantwoordelijkheid en plichten van de mens wegnamen. In feite bevorderden deze antinomianen hiermee de lijdelijkheid, niet alleen van Gods kinderen zelf, maar ook van hen aan wie de genade werd aangeboden.
De Britse theoloog Carl Trueman (1967) wijst erop dat de onderscheiding van het genadeverbond en de raad des vredes omstreeks 1640 in de puriteinse theologie werd geïntroduceerd. Hij noemt daarbij de theoloog Edward Fisher, die dit verbond al in de eerste uitgave van het boek ”Marrow of Modern Divinity” (Merg van de tegenwoordige godgeleerdheid) beschrijft als het „bijzondere verbond, of een wederzijdse overeenstemming tussen God en Christus, zoals in Jesaja 53:10 is uitgedrukt.”
Het is de vraag of de Engelse en Schotse puriteinen de eerste theologen waren die drie verbonden leerden. Volgens Loonstra was Johannes Cloppenburg (1592-1652), hoogleraar aan de universiteit van Franeker, de eerste die met een begripsbepaling van het verbond der verlossing kwam. De Schotse kerkhistoricus G. D. Henderson wijst op de invloed die Cloppenburg in Schotland had. Dit zou kunnen betekenen dat deze verbondstheoloog ook Gillespie heeft beïnvloed.
Thomas Boston nam afstand van de drieverbondenleer, hoewel hij erkent dat sommige theologen niet uit arminiaanse overwegingen voor de drie verbonden gekozen hebben. De vraag is of zijn verbondsleer, waarbij iedere inbreng van de kant van de mens wordt afgewezen, niet tot lijdelijkheid aanzet. Dat zou het geval kunnen zijn als Boston het laatste deel van zijn boek over de bediening van het genadeverbond niet had geschreven. Daarin schittert de aanbieding van de genade aan alle zondaren zonder onderscheid, welmenend en onvoorwaardelijk.
Op deze wijze komen Patrick Gillespie en Thomas Boston bij elkaar. Al is de uitwerking van hun verbondsleer verschillend, de basis daarvan is en blijft: „Uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof; en dat niet uit u, het is Gods gave.” Al spreekt Gillespie over verbondsvoorwaarden, hij geeft daarbij wel duidelijk aan dat de voorwaarde van het geloof de zondaar wordt geschonken: „Het is genade op voorwaarde van de genade en het geloof wordt ons vrij geschonken.”
Deur en ingang
„Het verbond der genade is de deur en ingang waardoor wij van de dood overgaan tot het leven. God heeft het middel en de voorwaarden van het verbond der genade verkozen om op deze wijze met zondaren te handelen. In deze weg wil hij de mens tot de zaligheid brengen die bestaat in het genieten van Hem. Zonder dit verbond handelt Hij niet op een zaligmakende wijze met mensen. Hij die niet in het verbond met God door genade is begrepen, heeft de nieuwe weg der gerechtigheid niet betreden.”
Uit: ”The Ark of the Testament Opened”, Patrick Gillespie
Geen aanmatiging
„Het persoonlijk in een verbond komen met God is de plicht van hen tot wie het aanbod van het Evangelie is gekomen. Het nalaten daarvan moet dan ook de zonde zijn van hen die onder de genademiddelen verkeren. „Indien Ik niet gekomen ware, en tot hen gesproken had, zij hadden geen zonde; maar nu hebben zij geen voorwendsel voor hun zonde” (Joh. 15:22) en: „Van zonde, omdat zij in Mij niet geloven” (Joh. 16:9). Daar is deze verplichting voor u geen aanmatiging, maar is dit de weg en orde die Hij bepaald heeft. Het is eerder aanmatigend om zich van dit gebod en aanbod van de gunstig van Christus af te keren.”
Uit: ”The Ark of the Testament Opened”, Patrick Gillespie
Vrijmoedigheid
„Gelovigen in Christus, u hebt Hem (Christus) ontvangen Die gegeven is tot een verbond des volks, vat moed en vrijmoedigheid om in alles wat u nodig is tot God te gaan. Als u Christus hebt ontvangen tot een verbond des volks mag u vertrouwelijk tot God gaan, in de zin dat Christus door u tot God bidt. „Alzo zegt de Heere, de Heilige Israëls, en deszelfs Formeerder: „Zij hebben Mij van toekomende dingen gevraagd; van Mijn kinderen, zoudt Gij Mij van het werk Mijner handen bevel geven?”” (Jes. 45:11). U hebt Christus ontvangen en daarom zal Hij u niets onthouden. „Die ook Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar heeft Hem voor ons allen overgegeven, hoe zal Hij ons ook met Hem niet alle dingen schenken?” (Rom. 8:32).”
Uit: The Ark of the Covenant Opened, Patrick Gillespie