Bang voor een Fisherman’s Friend
Titel:
”Op zoek naar de onderste steen, Enschede. Het grootste rechercheonderzoek uit de Nederlandse politiegeschiedenis”
Auteur: Maarten Bollen, uitg. Bert Bakker, Amsterdam, 2004
ISBN 90 351 2634 3
Pagina’s: 479
Prijs: € 19,95. Toen SE Fireworks-directeur Rudie Bakker tijdens een van de eerste verhoren een Fisherman’s Friend kreeg aanboden, durfde hij het snoepje eerst niet op te eten. De man was bang dat rechercheurs hem zouden bedwelmen. Het is een van de details uit het boek ”Op zoek naar de onderste steen”. Dat biedt een kroniek van het megapolitieonderzoek naar de vuurwerkramp in Enschede. Morgen is het exact vier jaar geleden dat een complete woonwijk werd weggevaagd.
Rudie Bakker had „heel rare ideeën” over een politieverhoor, tekent historicus-journalist Maarten Bollen op uit de mond van de rechercheurs Jan Paalman en Charl de Roy van Zuydewijn. „Hij was nog nooit eerder met de politie in aanraking geweest. Hij dacht dat hij door ons in elkaar geslagen zou worden.”
Politiemensen kraken harde noten over de houding van de directeur van de ontplofte vuurwerkfabriek. „Hij heeft altijd geroepen dat hij alles zou doen om de waarheid boven water te krijgen. Daar hebben wij weinig van gemerkt”, zegt financieel rechercheur Jan de Kleine. „Hij heeft ons gewoon een beetje laten zwemmen.”
Andere rechercheurs: „Het is een naïeve man, die zich graag wilde profileren als directeur. Dan kwam hij hier binnen, rug recht en een stapel papier onder zijn armen. Dan ging hij heel breed zitten, spreidde de papieren voor zich uit op tafel. Het leek heel wat. Maar toen we beter keken, zagen we dat de Voetbal International er ook tussen lag.”
Bakker, vorig jaar door het Arnhemse hof veroordeeld tot een jaar cel, toonde zich via zijn advocaat mr. J. Plasman onlangs zwaar ontstemd over passages in het boek. Die bevatten volgens hem onjuistheden en insinuaties. Hij dient een klacht in tegen justitie.
Zwarte lucht
Bij talloze politiemensen heeft de catastrofe op 13 mei 2000 er diep ingehakt. Agent Jaap Knotter is in het rampgebied als de vuurwerkfabriek explodeert. Na de eerste explosie breekt paniek uit. „Het is één grote chaos. Ik begin mensen op te tillen, omdat ik bang ben dat ze anders vertrapt worden. Midden op de straat blijft een moeder met een kindje achter, zij kijken mij aan en ik voel dat ze hulp nodig hebben. Ik ga niet schuilen, maar loop naar hen toe. Samen vluchten we naar de overkant en we gaan met zijn drieën tegen een gevel van een woning aan liggen. Dan komt de tweede klap. En die is echt onvoorstelbaar: het lijkt alsof ik helemaal in elkaar gedrukt word. (…) Boven mij is een zwarte lucht waaruit allemaal vuurstenen vallen. Ik kijk naar mijn lichaam en zie dat ik in brand sta. (…) We moeten rennen voor ons leven. In een woning staan twee kindjes te schreeuwen om hun pappie en mammie. Die neem ik samen met Hennie (een collega, red.) mee. We rennen voor de vuurzee uit… Overal hoor je gegil en gekrijs.”
Officieel staat het dodental van de vuurwerkramp op 22, maar eigenlijk eisten de verwoestende explosies meer levens. Zo kwam een hoogzwangere vrouw terecht onder het puin van een supermarkt, waarvan het dak instortte. Later kreeg ze een doodgeboren kind. Ander voorbeeld: een man die door de kamer werd geslingerd, bezweek een week na de ramp aan een hartaanval. Voor nabestaanden in deze gevallen is de ramp „extra vervelend”, zegt politieman Hans Mulder. „Doordat hun doden niet erkend worden als slachtoffers van de ramp, krijgen ze soms nog een extra tik.”
Tomatensaus
Na de ramp begon het Tol-team -Tol staat voor de eerste letters van de Tollensstraat, waaraan SE Fireworks was gevestigd- aan een project dat zou uitgroeien tot het „grootste rechercheonderzoek uit de Nederlandse politiegeschiedenis.” Alles was anders. Ed Reinshagen, leider van het recherchebijstandsteam: „Normaal gesproken heb je de PD (plaats delict) al gezien. Maar dit was duizend keer zo groot als een normale PD. Normaal gesproken begin je ook met een buurtonderzoek, maar hier was geen buurt meer.”
Rechercheur Piet Bakker: „Dit was natuurlijk niet zomaar een onderzoek; het was soms heel aangrijpend. Collega’s kwamen soms hevig geëmotioneerd terug van getuigenverhoren. Dan stonden grote kerels te janken.”
Leden van het Rampen Identificatie Team (RIT) speurden in de puinhopen naar overblijfselen van de slachtoffers. RIT’er rechercheur Dick Maandag was diep onder de indruk. „Als je zag wat er met dikke metalen balken is gebeurd: die waren zo krom als een hoepel. De graafmachines gingen laagje voor laagje over het puin. Iedere keer werd een paar centimeter weggehaald. In een kelder kwamen we een pot witte bonen in tomatensaus tegen: opeens was er allemaal rood met witte puntjes. Je schrikt je echt kapot.”
Moerasgas
Gedurende het grootscheepse rechercheonderzoek stroomden talloze tips binnen. Allerlei wonderlijke types bemoeiden zich met het onderzoek. De meest vreemde verhalen doken op. Een helderziende meldde dat een medewerker met ontslagproblemen een bom naar binnen had gegooid. Volgens een andere beller was de ramp veroorzaakt door een groot buitenaardse complot, waarin ook president Clinton een belangrijke rol speelde. Ook een tipgever uit Urk maakte het bont. Hij dacht dat de ramp was ontstaan door een aanval van bierbrouwer Heineken op concurrent Grolsch. Vlak bij de vuurwerkfabriek stond een Grolsch-fabriek.
Gaat de politie normaal voorbij aan bizarre tips, nu moesten veel fantasierijke verhalen worden uitgeplozen. Klaas Berenst, technisch rechercheur: „Ieder verhaal moest tot op de bodem worden uitgezocht, terwijl je met je boerenverstand na kon gaan dat het onzin was. Er moest toch steeds een uitspraak van een deskundige komen. Als een dorpsgek belde met een wild verhaal over bommen of moerasgas, dan moest er diepgaand onderzoek komen. Er was veel angst om fouten te maken.”
Tijdens de explosie zou een man op het dak van SE Fireworks hebben gelopen. Op videobeelden is een wit bewegend vlekje zien. Het Nederlandse Forensisch Instituut moest uitsluitsel geven. Rechercheur Rob ten Voorde: „Toen ze er eindelijk uit waren, bleek dat het waarschijnlijk om een vuurbol ging. Een mens kon het in ieder geval niet zijn. Want in dat geval moest het een mannetje zijn van 80 centimeter, die 25 meter in 0,8 seconde aflegde.”
Veerboot
Rechercheurs zwermden uit over de wereld om meer zicht te krijgen op de hoeveelheid en soort vuurwerk die bij SE Fireworks lag opgeslagen. Om de boekhouding te reconstrueren moesten politiemensen bij afnemers en leveranciers op bezoek. De buitenlandse trips, onder meer om rechtshulpverzoeken te regelen, waren interessant, zegt financieel rechercheur Jan de Kleine. „Je spreekt als politiemensen toch dezelfde taal, bent meestal hetzelfde type.”
In Denemarken volgde een bijzonder onthaal. „De officier van justitie die ons ontving, nam ons mee uit eten op een veerboot. Die ging door de internationale wateren. Daardoor was het bier aan boord nog een beetje te betalen, omdat er geen accijnzen over hoeven te worden betaald. Die boot is extreem populair in Denemarken. Al met al hebben we die avond twaalf keer de overtocht gemaakt.”
In landen als Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Engeland, Oostenrijk en België zijn de regels voor opslag van vuurwerk stukken strenger dan in Nederland, merkten de politiemensen. Vuurwerkbedrijven stonden ver buiten de stad. Wat in Nederland voor redelijk ongevaarlijk vuurwerk doorgaat (klasse 1.4), werd in dit soort landen als het veel riskantere vuurwerk van de klasse 1.3 gelabeld. In Frankrijk mag de brandweer een vuurwerkbrand niet blussen, omdat zo’n brand ”niet beheersbaar” is. In China kregen de onderzoekers geen voet aan de grond.
Pijnlijk voor het Tol-team was dat politiemensen zélf werden verdacht van het plegen van strafbare feiten. Agenten zouden vuurwerkpakketten hebben aangenomen. De verwijten sloegen bij de politie in als een bom. De rijksrecherche stelde een onderzoek in. Uiteindelijk is de zaak geseponeerd. Toen een ambtenaar in november 2000 meldde dat ook politiefunctionarissen zich lieten fêteren met vuurwerkpakketten, kon Isabel Mensink, projectleidster milieu bij de politie, een paar minuten van schrik „helemaal niets” zeggen. „Het was een enorme domper. Het waren verschrikkelijke weken, de sfeer was totaal verziekt.”
Stroop
Snoeiharde kritiek hebben de politiemensen op bureau Milan van Defensie, onder meer belast met advies bij de vergunningverlening aan vuurwerkbedrijven. Henny Korswagen en Gerard Looijen, opperwachtmeesters van de Koninklijke Marechaussee, waren verbijsterd na verhoor van een medewerker van Milan. „Hij heeft op het terrein (van SE Fireworks, red.) rondgelopen en hij moet gezien hebben dat er meer containers stonden dan de bedoeling was. Ik kan me dan niet voorstellen dat je daar niets van zegt. Je kijkt niet de andere kant op omdat je je controlerende pet vandaag niet op hebt. Dat is onvoorstelbaar.”
Ook de Haagse bureaucratie heeft veel kwaad bloed gezet bij het Tol-team. Er kwam maar geen vergunning om vuurwerktesten op Nederlandse bodem uit te voeren, waardoor de politie naar Duitsland moest uitwijken. „We kwamen terecht in een onvoorstelbare ambtenarij”, verzucht Rik de Boer, algemeen leider onderzoek. „Natuurlijk weet ik best dat het ministerie van Defensie haar terreinen moet verkopen en heel zenuwachtig wordt van alles wat op vervuiling kan lijken. Maar toch. Iedere keer werd beloofd dat volgende week toch echt een beslissing zou vallen. En iedere week werd het weer een weekje opgeschoven. Het was alsof we door de stroop stonden te roeren. Ik vond de opstelling van de ministeries helemaal niets. Een geval van pure hufterigheid.”
Enkele weken terug wees een woordvoerder van Defensie de kritiek van de hand.
Leugens
André de V., verdacht van brandstichting bij SE Fireworks, heeft binnen het Tol-team heel wat tongen losgemaakt. Veroordeelde de rechtbank in Almelo De V. in augustus 2002 nog tot vijftien jaar cel, het gerechtshof in Arnhem sprak de man in mei 2003 vrij. Vorige week bepaalde het Arnhemse hof dat De V. een schadevergoeding van 125.000 euro krijgt.
Menig rechercheur twijfelt aan de onschuld van de man; zeker is dat het team worstelde met de wonderlijke verhalen die hij tijdens zijn verhoren opdiste. Rechercheur Dick Maandag knapte af op de wonderlijke inwoner van Enschede. „Ik was alleen nog maar bezig met de verdachte. Het was De V., De V. en nog eens De V. Normaal gesproken leer je een verdachte wel aardig kennen als je met hem in het hok zit. Bij hem was dat niet zo. Leugens, leugens, leugens, dat was alles wat eruit kwam. Over een vent in een café die hem twee miljoen zou hebben geboden, over het rode brommertje dat hij bij een geheime zender zou hebben gekocht, over de pornofilm waar hij in meegespeeld zou hebben. We hebben alles nagezocht en het was iedere keer hetzelfde verhaal: hij loog. In die periode is mijn sociale leven helemaal naar de knoppen gegaan. Ik kwam thuis en was kapot.”
Leden van het Tol-team kijken over het algemeen met genoegen terug op het onderzoek, maar het steekt dat ze niet hebben kunnen vaststellen hoe het ”eerste vlammetje” is ontstaan. Teamchef Hans Kamperman: „Ik vond het een schitterend onderzoek. We hebben zo ontzettend veel denkwerk moeten verrichten.” Maar: „Zolang we het hoe en waarom niet hebben kunnen achterhalen, hebben we eigenlijk niet de kern van de zaak.”