Betrek context school bij burgerschap
Nadenken over burgerschapsvorming betekent dat je de context van de school serieus neemt, stellen Hanna Markus, Henk Vermeulen en Lenneke Jacobse. Dat is de uitdaging die leraren moeten aangaan.
Onlangs publiceerde de onderwijsinspectie een rapport over burgerschapsvorming dat nogal wat beroering teweegbracht. Opmerkelijk, want het rapport constateert allereerst dat alle scholen voldoen aan de wettelijke verplichtingen op het gebied van burgerschapsvorming. Dat kreeg in de media echter weinig aandacht. Terecht voelen onderwijsgevenden zich in een hoek gezet.
Vervolgens stelt het rapport dat burgerschapsonderwijs veel structureler moet worden aangepakt en dat er op dat punt nog veel moet gebeuren. Laat scholen die uitdaging aangaan, want er valt inderdaad winst te halen met structuur, een doordachte opbouw en doorgaande leerlijnen. Als scholen daarin investeren, is een lespakket over waarden en normen van staatswege, onnodig. In RD 17-2 stelde SGP-Kamerlid Bisschop terecht dat de bestaande wetgeving al kerndoelen bevat die voldoende richting bieden.
Praktijk
Zoals op veel andere scholen werd burgerschapsonderwijs op de Koningin Julianaschool in ’s-Gravenpolder weleens als een vaag gebied ervaren. Maar de leerkrachten ervaren dat het bewust nadenken over de invulling positief is. Het overdragen van gedeelde waarden (zoals respect, gelijkheid, non-discriminatie) begint al bij de kleuters: samen spelen, zorg dragen voor elkaar, kernkwaliteiten van elkaar herkennen en benoemen. Burgerschapsvorming begint binnen de veiligheid van de eigen groep.
Vaste onderdelen die vanaf de middenbouw structureel terugkomen, zijn bijvoorbeeld de klassenvergaderingen. Daarin denken de leerlingen en de leerkracht samen na over wat belangrijk is om goed met elkaar om te gaan. Daaruit ontstaan de klassenregels. Richting de bovenbouw gaat het gesprek steeds meer over de inhoud van Bijbelse kernwoorden. Want: kunnen kinderen verwoorden wat ze geloven? Ook tegenover de onchristelijke buurjongen?
Verder is er in elke groep aandacht voor seksuele opvoeding, wordt er vanaf groep 5 mediawijsheid gegeven, komt in de bovenbouw de staatsinrichting aan de orde en brengt groep 8 elk jaar een bezoek aan het gemeentehuis. Tijdens naschoolse activiteiten ontmoeten leerlingen ook kinderen van andere scholen.
Uiteindelijk is de missie van de school om leerlingen zo te vormen dat ze als christen in de maatschappij kunnen staan. De leerkrachten verwijzen daarbij naar het grote gebod: God liefhebben boven alles en de naaste als jezelf.
Context
Deze leidraad past bij de huidige wetgeving, die scholen uitdaagt om burgerschapsonderwijs vanuit de identiteit van de school vorm te geven. Een schoolteam zal eerst terug moeten naar de visie en de missie van de school. Wat wilden we ook alweer? De kans is groot dat daarbij het woord vorming valt. Daarmee is duidelijk dat burgerschapsvorming ook voor het christelijk en reformatorisch onderwijs van groot belang is. Die scholen willen leerlingen immers vormen om hun plaats als christen in de samenleving in te nemen.
Het is nodig om bij de inrichting van burgerschapsonderwijs aan te sluiten bij de context van de school. Er komt bijvoorbeeld een azc in de buurt, en daar kun je als school aandacht aan besteden. Of je onderhoudt een mooie relatie met het verzorgingstehuis. Zo zijn er verschillende ingangen. Wellicht zijn er leerlingen met verschillende culturele achtergronden, is er een kort lijntje naar het gemeentehuis of naar verenigingen in het dorp. De context van de school is zo bepalend voor burgerschapsvorming.
Vanzelfsprekendheid
Bij die context hoort ook de samenstelling van de schoolbevolking. Omgaan met verschillen is een van de aandachtspunten binnen burgerschapsonderwijs. Hier ligt voor orthodox-christelijke scholen een duidelijke vraag. Als leraren en ouders uit een beperkt aantal kerken komen, is de verscheidenheid relatief klein. Normen, waarden en gebruiken liggen min of meer vast en worden als vanzelfsprekend ervaren. In scholen met een bredere kerkelijke achtergrond zijn leraren al vaker bezig goede gesprekken tussen leerlingen op gang te brengen: Je moet niet direct de ander veroordelen. Of: vraag eens waarom ze dat zo doen in zijn kerk.
Zo’n gesprek kan natuurlijk ook over andere dingen dan kerkelijke gebruiken gaan. Dat gesprek, eerst met bekenden en later in een bredere kring, is bij de vorming van jongeren heel belangrijk.
Concrete situaties
Onderwijs doet een beroep op het hoofd, het hart en de handen van leerlingen. Zo moet het ook zijn in het burgerschapsonderwijs. Het gaat immers niet alleen om het aanbrengen van kennis, maar ook om het ontwikkelen van een houding en het aanleren van vaardigheden. Daarom is het belangrijk dat leerlingen niet alleen kennis opdoen over een verschijnsel, maar dat er een ontmoeting plaatsvindt. Een ontmoeting met mensen van vlees en bloed. Dan wordt elke situatie die de leraar aan de orde stelt, als een verrekijker waarmee concrete vragen van echt bestaande mensen binnengehaald worden in het leven van de leerlingen.
Natuurlijk stelt de leerkracht zaken op scherp. Hij of zij bepaalt de focus. Steeds met het doel leerlingen te vormen tot christelijke burgers; niet alleen in hun eigen kleine context, maar ook in het geheel van de maatschappij.
Hanna Markus MA en drs. Henk Vermeulen werken als respectievelijk onderzoeker en onderwijsadviseur bij Driestar educatief, Lenneke Jacobse is leerkracht op de Koningin Julianaschool in ’s-Gravenpolder.