Flirt van seculiere politiek met christelijke cultuur verdient scepsis
Een week geleden wierp publicist Alain Verheij een steen(tje) in de vijver van campagnevoerend Nederland. In een door diverse theologen en christelijke leiders ondertekend manifest riep hij seculiere politici ertoe op te stoppen met hun „flirt” met het christelijk geloof.
Dat geloof laat zich niet zomaar omsmeden tot politieke programma’s, betoogden Verheij en de zijnen. Bovendien begaan de Baudets en Wildersen van deze wereld de fout om de christelijke cultuur in te zetten voor hun strijd tegen de islam, en aan het christelijk geloof –waarvan de kern barmhartigheid is– een „uitsluitende in plaats van een insluitende werking” toe te kennen.
De vijver van vooral christelijk Nederland deinde deze week nog wat na. Zo oefende EO-presentator Tijs van den Brink stevige kritiek op het pleidooi van Verheij, die zijns inziens te gemakkelijk stelt dat de christelijke cultuur een welkomstcultuur is. „Verheij is openlijk lid van GroenLinks. Het stuk dat hij heeft geschreven past naadloos in het gedachtegoed van die partij.” Waarop een van de ondertekenaars, niemand minder dan theoloog Stefan Paas, Van den Brink verweet van de strekking van het manifest „een verbijsterende warboel” te maken. Tot zover het publieke debat.
Ondertussen staat de hamvraag nog recht overeind. Moeten we er nu blij mee zijn als seculiere politici het belang van de christelijke cultuur onderstrepen, of moeten we daar juist afstand van nemen?
Nou, reden tot juichen is er in elk geval niet. Dat wordt duidelijk als we een wat minder beladen voorbeeld kiezen. Jazeker, Baudet en Wilders laden al snel de verdenking op zich het christendom te willen exploiteren voor eigen gewin. Maar de in de politiek verdwaalde intellectueel Bolkestein dan? Ook hij stelde, in 1994 al, dat er in onze samenleving –op drift geraakt door een grote toestroom van vreemdelingen– dringend behoefte was aan „een bezielend verband.” De bron van dat verband zocht de toenmalige VVD-leider met name in de „joods-christelijke cultuur”. Prachtig, toch?
Jazeker. Mooi en waardevol dat hij als agnost tot dat inzicht kwam. En bewonderenswaardig dat de liberaal in die tijd zijn nek uitstak met de stelling dat niet alle culturen gelijkwaardig zijn.
Maar daarmee hebben we het dan ook wel gehad. Want iedereen heeft kunnen zien dat theoreticus Bolkestein in de politieke praktijk weinig met zijn inzicht omtrent het „bezielende verband” aan kon. Uiteindelijk leidde het tot niets. En behalve dat zijn er nog twee redenen om niet alleen met waardering, maar ook met scepsis te spreken over Bolkesteins gedachtegang.
De eerste is dat wanneer niet-christenen, zonder een band te voelen met concrete, levende christelijke gemeenschappen, van ”de christelijke cultuur” een abstractie maken, er meestal een aanzienlijke versmálling van dit begrip optreedt. Want wilde Bolkestein de joods-christelijke cultuur niet vooral inzetten om onze losgeslagen maatschappij opnieuw te disciplineren? En kan dat wel, één functie uit de christelijke cultuur lospellen zonder het christelijk geloof als zodanig terug te willen hebben?
De tweede reden tot scepsis is dat wanneer seculieren zich in het politieke domein op de christelijke traditie gaan beroepen, zij daar regelmatig een veel te bréde definitie aan geven. Want wat zijn in de ogen van Baudet en Wilders, maar ook in de perceptie van Bolkestein, de essentiële waarden van onze joods-christelijke cultuur? Inderdaad: vrijheid, respect, verantwoordelijkheidsgevoel. Maar ook: homohuwelijk, een ruime abortusregeling en een vooruitstrevende euthanasiewet; zaken die nu juist haaks staan op onze eeuwenlange christelijke overlevering.
Wie zich dat realiseert, zal al snel met Verheijs manifest zeggen: laat ons alstublieft zelf maar bepalen wat volgens ons de christelijke cultuur inhoudt. Dat lijkt ons wel zo veilig. En laat u, seculiere politici, in het formuleren van uw standpunten het christendom er maar buiten. Dat is wel zo praktisch.