Een beperking in Polen: Ook met meer geld is de armoede niet voorbij
De Poolse regering maakt momenteel veel geld vrij voor kinderbijslag en hulp aan mensen met een beperking. Maar voor gezinnen met gehandicapte kinderen is het eigenlijk nog te weinig en wordt de armoede er niet door opgelost.
Af en toe vullen haar ogen zich met tranen. Katarzyna Lemanska zit op de bank. Ze vertelt over haar dochter Kinga (17), die een beperking heeft en twee keer per week naar een revalidatiecentrum gaat. Daarvan wordt maar tien uur per jaar vergoed. Lemanska puft en steunt. Ze woont in een sociale huurwoning in Wałbrzych. Haar financiële situatie is nijpend; de verf bladdert van de muren. „Het is hier heel vochtig”, zegt Lemanska. „Dat verergert de astma van Kinga.”
Laatstgenoemde zit naast haar moeder. Ze luistert. Af en toe drukt ze haar hoofd tegen dat van haar moeder. Dan is het even stil. Lemanska is de enige toeverlaat voor Kinga. Ze kampt met een spastische aandoening, een gebrekkige lichaamsbalans en epileptische aanvallen. De aandoening heet cerebrale parese en is het gevolg van hersenbeschadiging. Terwijl haar moeder praat, beweegt Kinga haar hoofd op en neer. Omhoog, naar rechts. Met een snelle ruk naar links.
Voor jongeren met een beperking zoals Kinga heeft de Poolse regering een hulpprogramma ingericht. Moeders die een kind met een beperking hebben of verwachten, krijgen een waslijst aan extraatjes: gezinshulp, hulp bij prenatale diagnostiek, extra bezoeken aan de verloskundige, een specialistisch ziekenhuis bij de bevalling, begeleiding bij het geven van borstvoeding, medische hulpmiddelen –van luiers tot prothesen– en therapeutische revalidatie.
Het belangrijkste onderdeel van het ”Voor leven”-programma” is een schenking van 1000 euro, bedoeld voor aanstaande moeders. Daarop is kritiek: het programma zou alleen bedoeld zijn om abortus te ontmoedigen. Eerder had de Poolse regering zich achter een volledig verbod op zwangerschapsafbreking geschaard. Tevergeefs, zo bleek na massale protesten.
Vrouwen in Polen die weten dat hun ongeboren kind complicaties heeft, mogen –net als vrouwen die verkracht zijn of in levensgevaar verkeren– abortus laten plegen. Bij de complicaties gaat het meestal om het syndroom van Down.
Moeders die een abortus overwegen, zouden daar volgens sommigen van afzien als ze over meer geld zouden beschikken. Volgens de regering is dat onzin: die 1000 euro is geen verkapte ontmoedigingscampagne, maar oprechte hulp. In de eerste maanden na de geboorte van hun kind zouden moeders veel kosten maken.
Volgens hoogleraar sociologie prof. Elżbieta Zakrzewska-Manterys is die 1000 euro inderdaad geen prikkel om zo’n belangrijke keuze te beïnvloeden. De rooms-katholieke wetenschapper heeft zelf een zoon met het syndroom van Down. Toch is ze voor de vrije keuze van vrouwen voor een abortus. „Ik wilde geen prenatale test tijdens mijn zwangerschap. God beslist over het leven”, zegt ze. „Maar iedereen moet die keuze zelf maken.”
Haar zoon bleek bij de geboorte het syndroom van Down te hebben. Hij is intussen volwassen en het hulpprogramma gaat Zakrzewska dus voorbij. Toch blijft ze sceptisch over het nieuwe regeringsbeleid. „Sommige punten zien er goed uit”, zegt ze. „Maar ze zijn weinig concreet. Zo hoeven moeders met een gehandicapt kind niet meer in de rij te staan voor medicijnen. Stel je dus voor dat een moeder een apotheek binnenloopt. Er staat een rij. Dan moet ze vragen: „Hallo, mijn kind is ziek. Mag ik even eerder geholpen worden?” Het effect hangt voor een groot deel van organisatie af. We kunnen pas over enkele jaren conclusies trekken.”
De kern van de maatregelen is populistisch, oordeelt de hoogleraar. „En het gaat om details. Die extra bezoeken aan de verloskundige zijn goed en een gezinshulp lijkt zeer bruikbaar. Maar de meeste veranderingen maken het verschil niet.”
Druppel
Als het over het hulpprogramma gaat, reageert Katarzyna Lemanska geprikkeld. Ze is arm, woont in een kleine stad en valt daarmee helemaal binnen de doelgroep van de regering, die vanwege ruimhartige sociale plannen het mandaat van de bevolking heeft gekregen. Lemanska ontvangt 34 euro extra per maand voor de zorg voor haar dochter. „Dat is bijna niets”, zegt ze. „Absoluut niet genoeg.” Wel krijgt ze 120 euro per maand aan kinderbijslag, zoals iedere Poolse ouder. „Dat helpt wel. Ik koop er kleren en medicijnen voor. Maar genoeg is het niet.”
Lemanska legt uit hoe ze een speciale fiets wil bestellen. Eentje met drie wielen. „Kinga moet haar spieren gebruiken. Dat maakt haar geest helder. Maar die fiets kost 700 euro. Dat kan ik niet betalen.”
Kinga is geen uitzondering. Vrijwel alle mensen met een beperking in Polen kunnen meer gebruiken dan de tegemoetkoming. Het Academic Network of European Disability experts (ANED), een orgaan van de Europese Commissie, bracht afgelopen jaar een rapport over Polen uit. Daaruit blijkt dat een Poolse familie met een gehandicapt gezinslid „een disproportionele kans op armoede” heeft.
Het rapport somt een lijst op met hulpvoorzieningen. Het systeem lijkt gedetailleerd en fijnmazig; er zit zelfs verschil in de maximale besteding voor de reparatie van verschillende rolstoelen. Maar de voorzieningen zijn, hoewel vakkundig uitgekristalliseerd, behoorlijk karig. De instantie die aanvragen voor hulpmiddelen moet beoordelen, keurt 21 procent van de verzoeken af. De commissaris voor de rechten van de mens oordeelt dat er de afgelopen jaren in Polen „geen winst is gemaakt” met de implementatie van internationale verdragen. Verder is het aanbod aan specialistische hulp schaars en zijn de speciale pensioenen voor mensen met een beperking laag: rond de 200 euro per maand, nog onder de armoedegrens die de overheid zelf vaststelde.
Hulpinstituten moeten het doen met fondsen van de Europese Unie. De Poolse Vereniging voor Blinden, met 350 lokale kantoren een van de grootste hulporganisaties van het land, kan soms geen hulp bieden. „De EU-gelden zijn niet structureel”, zegt voorzitter Elżbieta Oleksiak. „Je moet een aanvraag doen en wachten. We krijgen bijvoorbeeld in april geld, maar wat moeten we tussen januari en maart doen? Wie blind wordt, heeft direct hulp nodig.”
Discriminatie
Het rapport van de Europese Commissie wijst ook op discriminatie op de huizenmarkt en in de zorg en het onderwijs. Volgens hoogleraar Zakrzewska-Manterys zijn gehandicapten ook sociaal niet geaccepteerd. „Toen ik jong was, lazen we op school over een bamboeneger. „Kijk eens hoe schattig hij door het bos huppelt!” zeiden we. Nu begrijpen we dat dit racisme was. Maar we behandelen gehandicapten tegenwoordig als de bamboenegers van toen.”
Niet iedereen bevestigt dit beeld van discriminatie. Bij de Poolse Vereniging voor Blinden denkt voorzitter Elżbieta Oleksiak dat het wel meevalt. Tijdens het gesprek is Rafał Kanarik (38) de vertaler. Hij spreekt vloeiend Engels. Zijn rechteroog zit dicht, zijn linkeroog draait af en toe in de richting van zijn gesprekspartner, al ziet hij niets. Als de voorzitter tijdens het gesprek even weg is, vertelt Kanarik dat hij wel degelijk discriminatie ervaart. „Maar het is beter dan vijftien jaar geleden. Toen ik vroeger om hulp vroeg, pakten mensen me weleens bij mijn arm. Alsof ik een koffer was. Nu geven ze een arm om op te steunen.”
Kanarik probeert zo zelfstandig mogelijk te leven. Hij is de trotse vader van een zoon (2) en een dochter (7). „Toen zij werd geboren, heb ik beloofd alles te doen om haar te helpen. Nu merk ik wel hoeveel je verliest als je niet kunt zien. Soms kan ik hun niet hetzelfde bieden als andere ouders. Dat is verdrietig.”
Hoop
Toch is de situatie in zijn woonplaats Warschau flink verbeterd, net als in andere grote Poolse steden. Technologie speelt daarbij een grote rol. Kanarik kan mobiel bankieren dankzij spraakfuncties op zijn telefoon.
Voor doven is er de applicatie Migam, die een Skypeverbinding regelt met een gebarentolk. Zo kunnen mensen met een auditieve beperking zelfstandig contact leggen met bedrijven en overheidsinstellingen. Het bedrijf werkt inmiddels aan automatische vertaling. Zo is er geen tolk meer nodig, want camera’s kunnen de gebarentaal analyseren en vertalen.
„Het is technisch veel moeilijker dan Google Translate”, zegt oud-projectleider Aga Osytek, die inmiddels werkt aan een werkgelegenheidsproject. „Er is nu zo veel informatie beschikbaar. Je hoeft niks meer te leren op school. Als ik iemand met iets wil helpen, googel ik de informatie gewoon. Daardoor is ook de sociale situatie in mijn ogen verbeterd.”