Vrijheid van onderwijs
De Nederlandse moslimscholen staan deze week volop in de schijnwerpers. Inmiddels is het bestuur van de koepelorganisatie van islamitische scholen opgestapt. Het afgetreden bestuur is zelfs van mening dat ook de besturen van een aantal in opspraak gekomen scholen er goed aan zouden doen hun functies ter beschikking te stellen.
Maar helemaal duidelijk liggen de verhoudingen niet. Is het bestuur van de koepelorganisatie afgetreden omdat het inderdaad vond dat het gefaald had of vond men het, na het BVD-rapport en de felle kritiek van staatssecretaris Adelmund, uit tactisch oogpunt beter dat voortaan nieuwe mensen de belangen van het moslimonderwijs in Nederland zouden gaan behartigen?
Ook hier is het verstandig de moslimgroepering niet te zeer als een eenheid te zien. Er zijn moslims die hun kinderen per se op een islamitische school willen hebben en moslims die, al dan niet om praktische redenen, hun kinderen naar een openbare of vaag christelijke school sturen. Er zijn moslims die zich erg vijandig opstellen ten opzichte van de westerse samenleving en moslims die behalve kritiek op ook waardering hebben voor het Westen.
Dat hoeft ons niet te verbazen. Een moslimland als Turkije is Iran of Saudi-Arabië niet en in Indonesië zijn de moslims in Aceh een stuk fanatieker dan die op Oost-Java wonen.
Dat er serieus aandacht wordt besteed aan de situatie op de Nederlandse moslimscholen is terecht. Maar we moeten de zaak niet erger maken dan zij is. Zo heeft staatssecretaris Adelmund erg fors uitgehaald naar het islamitisch onderwijs.
Bovendien lopen reformatorische en andere orthodox-christelijke scholen het risico dat zij straks door de verontruste en verontwaardigde politici in één adem meegenomen worden. Zijn ze ook daar niet van mening dat hun godsdienst de enige ware is? Hanteert men ook daar niet bepaalde kledingvoorschriften? Wordt ook daar niet gewaarschuwd tegen televisieprogramma’s?
Belemmeren die strengchristelijke scholen niet de integratie met de rest van de Nederlandse samenleving? Wordt ook daar de leerlingen niet voorgehouden dat je je vrienden (en zeker je levenspartner) in eigen kring moet zoeken en geen echte vriendschap kunt sluiten met ongelovigen en andersdenkenden?
Plannen om met name het godsdienstonderwijs strenger te controleren en waarbij de inspecteur achter in de klas plaats neemt, botsen al gauw met de in Nederland geldende vrijheid van onderwijs. Artikel 23 van de Grondwet vormt wat dat betreft een belangrijke waarborg. Maar dat artikel is niet onaantastbaar. Met tweederde van de stemmen kan het geschrapt of ontkracht worden.
In de ogen van de geseculariseerde meerderheid van de bevolking is het opvoeden van kinderen in een bepaalde godsdienstige richting eigenlijk niet meer te verdedigen. Niet in gezinsverband, maar zeker niet wanneer het gebeurt op door de overheid betaalde scholen.
Het is goed, zo vindt men, om jongeren te informeren over allerlei denkrichtingen en meningen, maar vervolgens moet je ze vrij laten en niets opdringen. En zeker past het niet ze een kritische instelling bij te brengen ten aanzien van onze westerse cultuur.
De huidige ophef over extremisme op moslimscholen heeft daarom gevaarlijke kanten. Gemakkelijk kan de verontwaardiging van seculiere burgers en politici overslaan naar het christelijk onderwijs.
En dan uiteraard naar die sectoren van het christelijk onderwijs waar sprake is van een duidelijke bijbelse identiteit. Waar men, als het erop aankomt, zich er niet voor schaamt zich antithetisch op te stellen ten opzichte van de moderne cultuur. Omdat men weet van het verschil tussen kerk en wereld.