Groen & duurzaamheid

Winterse speurtocht naar vleermuizen

Vleermuizen, die geheimzinnige fladderaars van de zomeravonden: waar blijven die eigenlijk in de winter? De mensen van de Vleermuiswerkgroep Gelderland weten het. Ongeveer.

en
11 February 2017 10:12Gewijzigd op 16 November 2020 09:47
Twee franjestaarten en een watervleermuis bij elkaar gekropen in een spleet tussen waterbassin en zolderstenen. beeld Kees van Reenen
Twee franjestaarten en een watervleermuis bij elkaar gekropen in een spleet tussen waterbassin en zolderstenen. beeld Kees van Reenen

Een laagje sneeuw bedekt de hellingbossen bij Oosterbeek. Ben Oosting van het Geldersch Landschap & Kasteelen opent de deur van een onderaardse ruimte in het bos. Hans Huitema en Hans Hartevelt van de Vleermuiswerkgroep Gelderland (VleGel) gaan in de schuilkelder uit de Tweede Wereldoorlog vleermuizen tellen.

Oosting gaat hun voor de trap af, een deur door, een smal gangetje in. Huitema en Hartevelt flitsen meteen hun zaklamp aan en speuren in alle hoeken, spleten en gaten naar vleermuizen. „Daar kun je ze vinden”, zegt Huitema. „Vleermuizen kruipen vaak weg, al hangen ze op sommige locaties wel vrij. Dat verschilt ook per soort.”

De voormalige schuilkelder is ingericht voor overwinterende vleermuizen. Maar hoe de mannen ook zoeken, vandaag lijken ze afwezig. Wel zitten her en der tegen het beton van de wand overwinterende vlinders: een dagpauwoog of een roesje.

Te droog

Weer boven de grond vragen de mannen zich af hoe het komt dat ze hier deze winter geen vleermuizen zien. „Misschien is het te droog”, oppert Hartevelt. „Het is een kelder met potentie. Groot genoeg. Het zou boeiend zijn om het temperatuurverloop eens te meten.” Het aanbrengen van holle stenen en wat planken zou ook kunnen helpen, denken de kenners.

Vleermuizen moeten een vorstvrije overwinteringsplek hebben, zegt Huitema, het liefst met ruimte om een ander plekje te zoeken als de temperatuur te sterk verandert. Huitema: „Als het toch gaat vriezen, wordt de vleermuis wakker en zoekt hij een warmere plek.” Die mogelijkheid biedt de Oosterbeekse watertoren in elk geval, dus dat wordt de volgende bestemming.

Uitgeput

Als een vleermuis tijdens zijn winterslaap te vaak wakker wordt, raken zijn reserves uitgeput en overleeft hij het niet. De overwinteringsplaatsen zijn dan ook niet vrij toegankelijk, om verstoring door mensen te voorkomen. De tellers moeten de beestjes voorzichtig benaderen, liefst met ledlampen –die geven nauwelijks warmte af– en gedempte stem.

Huitema heeft de sleutel van de watertoren opgehaald bij een van de eigenaren en doet de deur open. Donkerte alom. Gewapend met ledhoofdlamp, zaklamp en spiegel speuren de tellers de spleten en hoeken af, totdat Hartevelt de eerste vleermuis ontdekt: in een hoekje, vlak bij de grond. Een erg vreemde plek voor een vleermuis.

Franjestaart

Het op naam brengen van het dier is nog lastig, want de oren –een belangrijk determinatiekenmerk– zijn moeilijk te zien. Huitema is er vrij zeker van met een franjestaart te maken te hebben. „Een witte buik, en ook achter de oren is de vacht wat lichter. Aan de staartvlieghuid zitten wat haartjes waaraan hij zijn naam dankt, maar die zijn moeilijk te zien.”

Tussen een muur en een paal geklemd hangt een gewone dwergvleermuis, de algemeenste soort. De vindplaats ligt echter niet zo voor de hand. „Dwergvleermuizen hangen vaker in spouwmuren,” aldus Huitema.

Nog hoger in de toren is een grote ruimte waar Huitema na lang speuren weer een vleermuis vindt. Een grootoorvleermuis, herkenbaar aan zijn op een varkenssnuit lijkende neus. De grote oren waar deze soort zijn naam aan dankt, zijn niet goed te zien. Ze zijn weggeborgen onder de vleugels, die een goede bescherming bieden tegen de kou.

Het mooiste moet nog komen: in een diepe spleet tegen het nu lege waterbassin hangen vijf vleermuizen bij elkaar. Twee worden er gedetermineerd als franjestaart en één aan de hand van een foto als watervleermuis; de andere zitten te diep weggekropen om te kunnen worden herkend. Ze worden opgeschreven als ”vleermuis onbekend”.

Wedstrijdje

De watertoren in Oosterbeek vormt een goede plek voor vleermuizen, maar is tegelijk moeilijk te onderzoeken. „In Gelderland hebben we 250 objecten waarin we als VleGel tellen, met in totaal ongeveer 4000 vleermuizen”, zegt Huitema. „Elk jaar is het een wedstrijdje met Limburg: wie telt de meeste vleermuizen? Het tellen is echter geen competitie, maar belangrijk om te monitoren hoe het met de vleermuizen gaat.”

Er staat voor deze middag nog één locatie op het programma: de ijskelder van Kasteel Doorwerth. Diep in de besneeuwde bossen verscholen ligt de gewelfde kelder waarin de kasteelheer ooit zijn levensmiddelen bewaarde. Huitema heeft een sleutel en opent de deur. Geen pottenkijkers? Mooi, dan naar binnen.

Poort weer dicht, slechts door de uitgezaagde invliegopening komt wat licht. En daar hangt, helemaal vrij, een bruine vleermuis tegen het ganggewelf. Een baardvleermuis, weten de kenners. Het gangetje leidt naar de eigenlijke ijskelder, die om zijn vorm ”de koepel” wordt genoemd.

Aan het bakstenen gewelf hangen vier, vijf, zes vleermuizen. Twee dicht bij elkaar, één wat verder weg. Fluisterend wijzen de mannen elkaar op de kenmerken. Oren, snuit- en vachtkleur, grootte van de pootjes. Drie franjestaarten en drie watervleermuizen. Een fraai slot van een telmiddag met zeker zestien vleermuizen, verdeeld over vijf soorten. De tellers vertrekken, de vleermuizen kunnen rustig verder slapen.

x

x

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer