Onder het ijs gaat het leven ‘gewoon’ door
Als in de winter de watertemperatuur daalt, zoeken vissen in grote wateren en masse beschutte plekken op. De afgelopen weken verzamelden zich scholen van duizenden vissen onder het ijs in de haventjes van het Haringvliet en het IJsselmeer.
Winterclustering, zo noemde Sanne Ploegaert het verschijnsel deze week in een artikel op de site Nature Today. Ploegaert is medewerker van de natuuronderzoeksinstelling Reptielen, Amfibieën, Vissen Onderzoek Nederland (Ravon).
Tijdens de winter gaat met de temperatuur ook de activiteit van vissen omlaag. Onder het ijs wordt het rond de 4 graden Celsius. Vissen schakelen over op de ruststand. Ze worden trager, hun hart slaat nog maar twee à vier keer per minuut. Daardoor verbruiken ze weinig energie en eten ze minder. Hun groei komt tot stilstand. Om geen energie te verspillen, zoeken ze beschutte plekken zonder stroming op.
Dichte scholen
Vissen in open wateren gebruiken daarbij twee strategieën. Een groot deel van de witvis –karperachtigen, zoals blankvoorn, brasem, kolblei en sneep– verplaatst zich naar de diepere delen van het water.
Dit kan een diep gat zijn in het midden van het Haringvliet of een diepe plas langs de rivieren. Op deze plekken is er weinig beweging in het water en is de temperatuur redelijk constant.
Een ander deel van de vissen zoekt bescherming in inhammen, kanalen en ook vaak in haventjes. Daar zijn vissen soms in dichte scholen zichtbaar. Vissers zeggen dan: „De vis ligt zo dik dat je erover kunt lopen.” Sport- en recreatievissers maken daar vaak gebruik van door te gaan ”wintervissen”.
Scholen vis bestaan normaliter uit individuen van dezelfde soort en leeftijd. Bij winterclustering zijn de scholen vaker divers van samenstelling. Dat komt door de noodzaak van beschutting en veiligheid. Minder talrijke soorten sluiten zich dan aan bij een grote school van een familie die vaker voorkomt.
Dit was ook het geval toen een team van Ravon twee weken geleden op pad ging langs het Haringvliet om winterclustering op film vast te leggen. In een haventje troffen ze onder het ijs een school vissen aan die voornamelijk bestond uit jonge blankvoorn, maar ook winde, roofblei en baars.
Gedekte tafel
De grote scholen jonge vis vormen een gedekte tafel voor roofvissen als snoek, snoekbaars en baars. Deze roofvissen beginnen meestal iets eerder, soms in het vroege voorjaar, dan de witvis met de voortplanting. Daarom hebben ze veel krachtvoer nodig, en maken ze gretig gebruik van deze op één plek geconcentreerde voedselbron. Jonge vissen kunnen dan maar beter in het midden van de school blijven, aldus Ploegaert.
Vissen in dichtgevroren kleinere wateren gebruiken dezelfde strategieën. Maar kunnen ze onder met ijs bedekt water wel blijven leven? In grotere wateren die in contact staan met andere stromen, is dat meestal geen probleem.
In afgesloten, ondiepe sloten en vijvers ligt dat anders. Daar treedt vaak massale vissterfte op als de vorst wekenlang aanhoudt, vooral als het ijs is bedekt met sneeuw. De planten krijgen geen licht meer en ze gaan dood. Bij het rottingsproces komen giftige stoffen vrij, zoals zwavelwaterstof en ammoniak, meldt een artikel op de site van Sportvisserij Nederland.
Flinke knapen
Om die stoffen te kunnen verwerken, heeft het water veel zuurstof nodig. Bovendien kunnen de algen in het water geen nieuwe zuurstof produceren, omdat ze minder licht ontvangen.
Zo kon het in de langdurig strenge winters die achter ons liggen, zoals die van 2010/2011, gebeuren dat veel vissen in wateren in steden en dorpen doodgingen. Het waren vooral flinke knapen, zoals karpers en snoeken, die het loodje legden.
Het hakken van wakken is een oplossing bij strenge vorst. Dat moeten er wel meerdere zijn van een grote omvang, waarschuwt Sportvisserij Nederland. Anders verzamelen vissen én watervogels zich rond de wakken en verzuren de uitwerpselen van de vogels het water alweer snel. Daardoor daalt het zuurstofgehalte weer. Zo blijft het oppassen voor de vissen: bij het wak is meer zuurstof aanwezig, maar ligt ook de dood op de loer.