Halalproducten zijn niet altijd koosjer
Het staat er niet altijd levensgroot op, maar steeds meer producten in de supermarkt zijn halal. Dat wil zeggen: toegestaan volgens de islamitische wet, de sharia. Maar zijn die producten wel echt zo geschikt? Zowel moslims als niet-moslims hebben hun twijfels.
Zwendel en bedrog om moslims te behagen
Moslims thuis uitnodigen voor de maaltijd: waarom niet? De ervaring leert dat veel moslims niet moeilijk doen over het eten – zolang er geen varkensvlees aan te pas komt, is er weinig aan de hand.
Maar dat is niet altijd zo. Toen een christelijk gezin in Nederland onlangs een Turks-islamitisch gezin over de vloer kreeg voor een broodmaaltijd, stelden de islamitische bezoekers het vanzelfsprekend op prijs dat er ander vlees dan dat van varkens beschikbaar zou zijn. Maar daarnaast vonden ze het ook van belang dat het vlees daadwerkelijk halal zou zijn.
Dat moet te regelen zijn, zo meende de gastheer optimistisch. In de buurt bevond zich een Turkse supermarkt. Daar zou ongetwijfeld alleen gecertificeerd halalvlees verkrijgbaar zijn. En inderdaad. De aangeschafte vleeswaren –kipfilet, een worstje van lamsvlees, salami van kippenvlees– droegen allen de Arabische letters die staan voor halal. Probleem opgelost. Zou je denken.
Het bleek iets te snel geredeneerd. De Turkse gasten onderwierpen de verpakking aan een nauwgezet onderzoek. De uitkomst daarvan: de kipfilet was acceptabel, de salami en het worstje allerminst. „Er staat wel op dat het halal is, maar de halalindustrie zit vol maffiapraktijken”, was de verklaring van één van de gasten. „Wij vertrouwen echt niet alle merken.”
Kortom: helemaal koosjer blijkt de halalindustrie niet te zijn. Gelukkig bleek dat voor het christelijk gezin in kwestie geen kardinaal punt. In de dagen die volgden, vonden de salamiplakken langzaam maar zeker alsnog hun weg via de broodtrommels.
Dit waargebeurde verhaal tekent de voetangels en klemmen op het gebied van de halalindustrie. Wat is er aan de hand in Nederland? Een verkenning in zes stellingen.
1. Halal gaat over veel meer dan vlees
Het Arabische woord halal betekent letterlijk toegestaan. Het gaat simpelweg over alles wat een moslim mag, variërend van eten tot de manier van kleden of naar het toilet gaan. Het begrip staat tegenover haram; alles wat voor een moslim verboden is.
In de beeldvorming gaat halal echter vooral over voedsel, en dan met name over vlees dat al dan niet ritueel is geslacht. Om het stempel halal te krijgen, moet er aan een hele serie voorwaarden worden voldaan. Zo moet de slachtplaats schoon zijn, de slachter moet een moslim zijn, het dier moet met de kop in de richting van Mekka worden geplaatst en de slachter moet vooraf de woorden ”bismallah” en ”Allahoe akbar” uitspreken.
Als aan al die voorwaarden is voldaan, heet het verantwoord vlees te zijn voor moslims. Daarom staat op veel winkeletalages in multiculturele wijken vaak in grote letters dat er halalvlees verkrijgbaar is: het kan twijfelende klanten de drempel over helpen. En ook buiten de multiculturele wijken zijn steeds meer halalproducten verkrijgbaar. Praktisch iedere grotere supermarktketen heeft vandaag de dag halalvlees in huis.
2. Halal biedt enorme commerciële kansen
Is het feit dat er steeds meer halalproducten in de supermarkt te vinden zijn, een bewijs van stille islamisering? Niet als het aan de supermarkten ligt. Zij leggen geen halalvoedsel in de schappen omdat ze Nederland zo graag islamitisch zien, maar omdat ze met een markt van zo’n 1 miljoen potentiële klanten een enorme commerciële kans ruiken.
Een van de bedrijven van het eerste uur is Mekkafood, al in 1993 opgericht door de voormalige supermarkteigenaar Wout van Eeuwijk. Dat bedrijf is wijd en zijd bekend onder moslims in Nederland, vooral vanwege diepvriessnacks als frikandellen en kipcorns – allemaal halal. Zo’n beetje elke moslim heeft weleens een snack van Mekkafood naar binnen gewerkt.
Maar sinds 1993 zijn er tientallen leveranciers bijgekomen – op de meest wonderlijke terreinen. Zo kwam in 2015 het „eerste kraampakket in Nederland met halalvitamines” op de markt, van HalalVital. De inhoud: vitamines en supplementen die vrij van alcohol en varkensgelatine zijn en daarom zijn te gebruiken tijdens de zwangerschap en periode van borstvoeding.
Nu zou een tegenwerping kunnen zijn dat vrouwen die zwanger zijn of borstvoeding geven, sowieso terughoudend zijn met alcohol. Maar dat is te simpel, stelde directeur Nienke Ryan in 2015 bij de lancering. „Veel mensen weten niet dat tabletjes een coating hebben waarbij alcohol is gebruikt.”
Hoe ver de halalindustrie reikt en hoe snel de markt groeit, bleek duidelijk op de Halal Expo, die vorig jaar in Eindhoven werd gehouden. Op dat tweedaagse evenement stonden meer dan honderd producenten. De expo trok zo’n drieduizend bezoekers. Het jaar daarvoor waren er nog de helft minder producenten en bezoekers.
3. Bedrog tiert welig
In de strijd om verantwoord islamitisch voedsel is het niet vreemd dat de commerciële kansen belangrijker worden dan de inhoud. Er zijn intussen meer dan veertig instellingen in Nederland die halalcertificaten verstrekken. Overzicht is er nauwelijks, waardoor moslims het in feite zelf moeten uitzoeken. Het gevolg: steeds meer consumenten vragen zich af wat een halalcertificaat eigenlijk waard is. Zwendel en bedrog, soms opzettelijk en soms onbewust, lijken wel onlosmakelijk bij de halalindustrie te horen.
Zelfs het goed bekendstaande Mekkafood kwam in 2014 onder vuur te liggen van de ”Halalpolitie”, een islamitisch kenniscentrum dat vecht voor meer helderheid in de halalbranche. Mekkafood zou niet voor elke snack een halalkeurmerk hebben, stelde een ‘agent’ van de Halalpolitie.
De reacties lieten niet op zich wachten, zeker niet op sociale media. „Een wake-upcall voor ons moslims”, werd er gezegd. En: „Wij moslims moeten eens met oplossingen komen zodat we zekerheid hebben dat wat halal heet ook echt halal is. Als we ons laten bedienen door idioten die alleen uit zijn op geld, dan kan je verwachten dat men het niet nauw zal nemen met de halalslacht. Denk je dat ze om ons geven?”
Het lijkt er echter op dat die houding mede voortkomt uit een reflex: een niet-moslim zal de boel wel bedriegen. In elk geval hebben niet-moslims daar niet het patent op. Volgens pluimveeslachterij Clazing uit Zevenhuizen, eveneens een Nederlands bedrijf dat volop in de halalmarkt is gestapt, zijn het juist vooral Turkse leveranciers die de boel flessen. „Onze conclusie is dat de meeste Turkse kipgroothandels weinig tot niets geven om halal. Ze kijken alleen naar de prijs”, zeggen de eigenaars, de gebroeders Wim en Adrie Clazing, in een zeldzaam interview met de Halalpolitie.
Daarbij wordt de goede naam van Clazing volgens hen misbruikt, doordat Turkse leveranciers net doen alsof de kip bij hen vandaan komt. Zo wordt kip die niet halal is geslacht, volgens hen regelmatig aangeboden in dozen die bij Clazing vandaan komen. De beschuldigingen van Clazing zijn fors: zo’n 90 procent van de Turkse kipgroothandels is volgens hen malafide. „In werkelijkheid kopen ze overal en nergens, als de prijs maar halal is voor hun portemonnee.”
Ook Halal Fried Chicken, een jong bedrijf van islamitische eigenaars met vestigingen in Amsterdam en Rotterdam, krijgt ervan langs. Niet alle kip zou daadwerkelijk halal zijn, zo fulmineren moslims op sociale media. Het bedrijf zelf weerspreekt dat, maar maakt uit concurrentieoverwegingen niet bekend waar het de kip koopt. Dat is het probleem in een notendop: de halalmarkt is ondoorzichtig en moet het vooral van vertrouwen hebben – vertrouwen dat te voet komt en te paard weer gaat.
Ook HEMA kan daarover meepraten. Een paar jaar geleden kwam het bedrijf voor het eerst met een productenlijn die helemaal was toegesneden op de ramadan en het Suikerfeest dat daarop volgt. Er werden onder meer speciale suikerfeesttaarten aangeboden.
Maar die sloegen niet erg aan, mede doordat moslims op fora elkaar waarschuwden voor de taarten. Niet alle verwerkte voedingsstoffen zouden echt halal zijn. Het ging specifiek om de stof gelatine, een dierlijk eiwitproduct dat vooral in snoepjes, toetjes en gebak te vinden is. Die gelatine is vaak afkomstig van varkens, maar juist in het geval van de suikerfeesttaarten was er rundergelatine gebruikt. De toon was echter gezet en het jaar daarop liet HEMA de halallijn weer vervallen.
4. De theologische onderscheidingen zijn eindeloos
Voor de fijnproevers: zelfs als gelatine in een taart of in snoep van runderen afkomstig is, zijn er bezwaren in te brengen voor wie dat wil. Want als het rund niet halal geslacht is, zo redeneren sommige moslims, is het eindproduct alsnog haram.
Andere islamitische geestelijken bestrijden dat weer, omdat de gelatine niet merkbaar aanwezig is in het eindproduct. Die opvatting wordt bijvoorbeeld gehuldigd door de salafistische geleerden van het populaire fatwaforum Islamqa – die toch niet bekendstaan om hun rekkelijkheid. „Al is gelatine afkomstig van dieren die niet correct geslacht zijn: het is gemodificeerd in een andere stof die andere eigenschappen heeft”, zo luidt hun fatwa waarmee ze producten als de suikerfeesttaart halal verklaren.
Met alle begrip voor wie hier stopt met lezen, maar daarmee is nog maar een tipje van de theologische sluier opgelicht. De onderscheidingen die islamitische geleerden aanbrengen zijn bijna eindeloos. Zo wordt in snoep soms ook een stof gebruikt die van luizen afkomstig is. Laat er nu een Hadith –een overlevering uit het leven van Mohammed– zijn die zegt dat het verboden is om luizen te eten. Maar ook hier geldt weer dat als deze luizen een bepaalde behandeling hebben ondergaan waardoor ze niet langer als luis herkenbaar zijn, het volgens sommige geleerden wél is toegestaan ze te eten. Niet helemaal zonder reden worden dergelijke fatwa’s doorgaans afgesloten met het decreet: „En Allah weet het beter.” Feit is dat de gemiddelde islamitische consument het nauwelijks nog weet.
5. Lang niet iedere moslim wil per se halal
Door de grote groei van halalproducten in westerse winkels, en de bijbehorende marketing, lijkt het alsof iedere moslim per definitie halal eet. Maar dat ligt in de praktijk een stuk genuanceerder. Wil je als moslim écht honderd procent halalvoedsel eten, dan is dat een hele uitdaging – juist omdat er een hele studie voor nodig is om te achterhalen wat wel en niet mag volgens de islamitische voedselwetten. Daarom kiezen veel moslims ervoor om niet het naadje van de kous te willen weten. „Niet ik, maar degene die heeft gezegd dat het vlees halal is, is verantwoordelijk op de dag des oordeels”, zo redeneren zij.
Andere moslims gaan ervan uit dat het uitspreken van de spreuk ”bismillah” –in de naam van Allah– het voedsel vanzelf rein maakt. Ze wijzen op Koranteksten die aangeven dat het allemaal zo’n vaart niet loopt, zoals soera 2:173: „Hij heeft u slechts het gestorvene, het bloed, het varkensvlees en datgene waarover een andere naam dan die van Allah is uitgeroepen, verboden. Maar hij, die gedwongen is en dit niet wenst en geen overtreder is, op hem rust geen zonde. Want Allah is vergevensgezind, genadevol.”
Ook zijn er moslims die simpelweg alles eten wat in Nederland verkrijgbaar is, „want dit is het land van ahloe al-Kitab.” Die term staat voor ”mensen van het Boek”, een uitdrukking waarmee de Koran verwijst naar christenen en joden. Omdat christenen in de Koran tot op zekere hoogte worden erkend, is ook hun voedsel toegestaan. De Koran zegt dat expliciet in soera 5: „Het voedsel van de mensen van het Boek is u geoorloofd en uw voedsel is hun toegestaan.”
En dan is er nog de grote groep van moslims die zich sowieso niet druk maakt over een hamburger bij de McDonald’s. Voor hen speelt de kwestie van halalvoedsel geen enkele rol, vaak omdat zij zich alleen in cultureel opzicht als moslim beschouwen.
6. In letterlijk opzicht is halal wél koosjer
De spijswetten van joden en moslims vertonen veel overeenkomsten. Daardoor is halalvoedsel in veel gevallen ook koosjer. Hoewel, eigenlijk is vooral het omgekeerde waar. Koosjer voedsel is in veel gevallen halal. Dat komt doordat de joodse spijswetten strenger zijn dan de islamitische. Zo mag een jood die koosjer wil eten, geen zuivelproducten en vlees mengen. Ook mag hij het gerei dat wordt gebruikt bij de bereiding, niet voor beide productsoorten gebruiken.
Voor moslims is dat allemaal niet aan de orde, maar het is ook geen probleem wanneer die regels wél zijn toegepast. Daarom kan een moslim eerder eten van een koosjere tafel dan een jood van een islamitische dis.
„Een christen mag gewoon halalproducten eten”
Als een christen halalproducten eet, gaat hij dan in tegen Bijbelse richtlijnen? Die vraag duikt geregeld op. Voor ds. C. W. Rentier, directeur van Evangelie & Moslims, is het antwoord helder. „Alles uit Gods schepping mogen we dankbaar gebruiken.”
Een christen hoeft zich bij het kopen van eten niet af te vragen of een product halal is, stelt ds. Rentier. „Dat is immers iets waar alleen moslims die zich aan de islamitische wetten houden, zich druk over maken. Alles uit Gods schepping mogen we dankbaar gebruiken zolang we onze gezondheid er niet mee schaden.”
Hij ziet zelfs een positieve kant aan de beschikbaarheid van halalproducten: „Het ontbreken van sporen van varkensvet, alcohol en allerlei E-nummers waar die in verwerkt zijn, zal eerder een voordeel dan een nadeel zijn.”
Over halalproducten wordt de naam van Allah afgeroepen. Maakt dat verschil?
„Wanneer vrome moslims zelf slachten, spreekt iemand een bepaalde formule uit: de ”bismillah” –in de naam van Allah– en de ”takbier” – Allah is groter. Dit soort spreuken worden door strikte moslims talloze malen per dag uitgesproken bij de meest uiteenlopende handelingen, zoals het bezoek aan de wc. Als de monteur van je auto een moslim is, heeft hij het misschien ook over de reparatie uitgesproken. De leer schrijft namelijk voor dat je het moet uitspreken bij alles wat je begint te doen.”
Die handeling is geen offerritueel, benadrukt ds. Rentier. „Het is pas van de laatste jaren dat moslims er een punt van maken dat degene die het eten nuttigt alleen vlees mag eten als de slager dit heeft gezegd. Vroeger ging het meer om de verantwoordelijkheid van degenen die het voedsel bereidden.”
Bij het jaarlijkse Offerfeest is er wel sprake van een ritueel.
„Daar doe ik als christen niet aan mee, maar in navolging van wat Paulus in 1 Korinthe 8 en 10 schrijft over het eten van offervlees, zie ik geen bezwaar in het eten van dit vlees als buren of vrienden dat aanbieden. Ik ken ook geen moslims die christen zijn geworden die bezwaar maken tegen het gebruik van vlees van een islamitische slager. Tegelijk vind het wel begrijpelijk dat sommige bekeerlingen liever afstand nemen van vlees dat speciaal voor het Offerfeest is bedoeld. Van islamitische rituelen gaat voor sommigen nog steeds een grote geestelijke druk uit.”
De opkomst van halalproducten in de supermarkt neemt toe. Een bewijs van islamisering?
„Ik denk dat we ervoor moeten waken als samenleving dat moslims steeds meer eisen gaan stellen in algemene instellingen, alsof niet-moslims zich ook als moslim moeten gaan gedragen. Het is redelijk dat er in zorginstellingen en openbare instellingen ook eten wordt aangeboden waar geen varkensvlees of alcohol in zit. Maar aan de eis dat het halalproducten zouden moeten zijn, moeten we niet meewerken.”
Ook allerlei (tussen)leveranciers in de voedselketen wil ds. Rentier aanmoedigen om de trend dat op steeds meer producten een halalkeurmerk komt te staan, niet te versterken. „We dienen moslims er niet mee om hen te helpen hun leven steeds wettischer en onzekerder te laten worden. In plaats daarvan mogen we hen steeds weer wijzen op de zekerheid die het offer van Christus brengt.”