Biologen en IJsselmeervissers slaan de handen ineen
Verontwaardigd zijn ze, de IJsselmeervissers. Ze zien de bui al hangen: nóg meer beperkingen, misschien wel een verbod op hun broodwinning. Terwijl het juist zo goed gaat met de visstand in Nederlands grootste zoetwaterplas.
Althans, dat stellen de vissers. Nieuwe cijfers van onderzoeksinstituut Wageningen Marine Research moeten binnenkort meer duidelijkheid geven.
Vorige week gooiden de drie IJsselmeerprovincies, aangevoerd door Friesland, de knuppel in het hoenderhok. Ze stuurden een brief op poten naar staatssecretaris Van Dam (Economische Zaken). De boodschap: het gaat slecht met de schubvis (baars, snoekbaars, brasem en blankvoorn) in het IJsselmeer. Zo slecht dat er straks misschien geen voedsel genoeg meer overblijft voor de vogels. De overheid moet snel een deel van de vissers uitkopen, anders dreigen de provincies komend voorjaar geen visvergunningen meer te verstrekken.
Hoezo slecht? „We hebben vorig jaar meer vis gevangen dan in jaren het geval is geweest. Met de meeste soorten gaat het nu heel goed”, zeggen vissers tegen deze krant. Hun boosheid richt zich op de provincies, maar ook op de organisaties van sportvissers en vogelbeschermers en zelfs op hun eigen Nederlandse Vissersbond, die de brief mede ondertekend hebben. Met als belangrijkste kritiekpunt: de cijfers over de visstand zijn verouderd.
Vangstadviezen
Nicola Tien kan die kritiek wel begrijpen. Zij is onderzoeker bij Wageningen Marine Research en een van de opstellers van het jaarlijkse rapport met de vangst adviezen voor schubvis in het IJsselmeer en het Markermeer. „De cijfers waar de provincies in hun brief naar verwijzen, komen uit ons rapport van begin 2016. Dat is gebaseerd op onderzoek uit 2015. Binnenkort publiceren we de adviezen voor het nieuwe seizoen, waarin we de metingen uit 2016 hebben verwerkt. Misschien hadden de briefschrijvers daar beter op kunnen wachten.”
Dat er naar die adviezen met spanning wordt uitgekeken, staat buiten kijf. Dit jaar wordt er namelijk –naast de uitkomsten van de zogeheten wetenschappelijke survey– ook rekening gehouden met nieuwe gegevens uit de praktijk: logboekgegevens over hun vangsten die de vissers zelf aanleveren en vooral de zogeheten marktbemonsteringen. Voor die laatste zijn Wageningse onderzoekers in 2016 diverse dagen met vissers mee het water opgegaan. Ze noteerden wat er precies gevangen werd, welke soorten vis en welke lengte de vissen hadden – wat iets zegt over de leeftijd van de dieren.
Volgens Tien kunnen die gegevens een zinvolle aanvulling zijn op de survey. „Op de Noordzee is zo’n aanpak al jaren gebruikelijk. De vissers zijn daar tevreden over”, zegt zij.
De wetenschappelijke survey, preciezer gezegd de analyse daarvan, levert alleen relatieve cijfers op. Tien: „We vissen in dat onderzoek elk jaar op dezelfde manier op dezelfde tijd op dezelfde locaties. Je krijgt dan een beeld van de veranderingen in de visbestanden door de jaren heen, of die toe- of afnemen. Maar onze analyse zegt niets over de hoeveelheid vis die daadwerkelijk in het IJsselmeer aanwezig is.”
De vangstadviezen die Wageningen verstrekt, zijn tot nu toe gebaseerd op die relatieve cijfers. Omdat ze weinig weten over de visserij in de praktijk, hanteren de biologen uit voorzorg een marge. Oftewel: ze gaan aan de veilige kant zitten.
Slag om de arm
De gegevens die met ingang van 2016 in de praktijk worden verzameld, zeggen wél iets over de hoeveelheid vis die in het IJsselmeer leeft, al houden de onderzoekers ook daarbij een slag om de arm. „Dit is onder andere afhankelijk van de kwaliteit van de gegevens. Ook hebben we een serie nodig van minimaal 5 jaar. Belangrijk is dat goed wordt bijgehouden welke inspanning de vissers plegen om een bepaalde hoeveelheid vis te vangen. Hoeveel meter net is er gebruikt, of hoe lang hebben ze de zegen (sleepnet, TR) voortgesleept”, legt Tiens collega Josien Steenbergen uit.
Steenbergen zet zich sinds kort in opdracht van het ministerie van Economische Zaken in om de vissers meer te betrekken bij het onderzoek van het Wageningse instituut. Zo stuurde ze eind 2016 een enquête naar de pakweg zeventig vissers die nog over een IJsselmeervergunning beschikken. Die wordt momenteel verwerkt. Ook zijn er twee vergaderingen met de vissers geweest. Onderzoeker Tien was er bij: „Pittige gesprekken waren het, maar wel positief.”
Maar van welke cijfers je ook uitgaat, voor een antwoord op de vraag of er ruimte blijft voor beroepsvisserij op het IJsselmeer is nóg iets nodig: een duidelijk beheersdoel. En dat is er tot op heden niet, zegt Tien. „Welke visbestanden worden nagestreefd en hoe wil men die bereiken? Daar gaan wij als onderzoekers niet over. Het is aan de politiek om te bepalen wat men met het IJsselmeer wil.”