Anne Schipper promoveert op gereformeerde volksopvoeder Rijnsdorp
Cornelis Rijnsdorp voelde zich geroepen tot opvoeding van zijn eigen, gereformeerde kring, maar hij stuitte juist binnen die kring vaak op wanbegrip en verguizing. Hij was als een aanvoerder zonder leger. Dat stelde Anne Schipper dinsdag tijdens zijn promotie aan de Vrije Universiteit.
Dertig jaar heeft Schipper (1957) over zijn onderzoek gedaan. Geen wonder dat de beide promotoren –de hoogleraren George Harinck en Hijme Stoffels– hun best moesten doen om te voorkomen dat het proefschrift een boekwerk zou worden, „dikker dan de Bijbel.”
Schipper, in het dagelijks leven directeur van de Juliana van Stolbergschool in Rotterdam, koos er uiteindelijk voor om het materiaal in twee delen te splitsen. De ene helft is verwerkt in het boek dat er nu ligt. De andere helft komt terecht in een boek dat in het najaar verschijnen moet, tegelijk met de publieksversie van zijn proefschrift. Daarin zal Schipper uitvoeriger ingaan op de praktijk van C. Rijnsdorp (1894-1982) als schrijver en criticus.
Ooit was Rijnsdorps naam onder gereformeerden een begrip. Hij was de man die het gereformeerde volksdeel liet kennismaken met muziek, literatuur en kunst. Hij schreef gedichten en romans, maar het bekendst werd hij toch met zijn boek- en muziekbesprekingen en beschouwingen in allerlei christelijke dagbladen en tijdschriften: De Standaard, De Rotterdammer, Trouw, Opwaartsche Wegen, Ontmoeting, De Reformatie.
Hij was medewerker van de NCRV, kreeg een eredoctoraat van de Vrije Universiteit, mocht zitting nemen in allerlei jury’s. Er werd zelfs een culturele prijs naar hem vernoemd. „Twintig jaar geleden zou deze aula nog gevuld zijn geweest met lezers die genoten hadden van zijn romans en recensies”, denkt promotor Harinck. „Maar voor de meeste mensen van vandaag is Rijnsdorp in de mist van de geschiedenis verdwenen.”
Schippers proefschrift heeft een beeldende titel meegekregen: ”Een geknevelde volksopvoeder. C. Rijnsdorp en de culturele verheffing van het calvinistisch volksdeel: strategie en leiderschap”. Over die titel alleen al weten de verschillende opponenten volop vragen te stellen.
Wat is eigenlijk een volksopvoeder, vraagt onderwijspedagoog prof. dr. Siebren Miedema zich af, wat moet je je daar pedagogisch gesproken bij voorstellen? Ook religiehistoricus prof. dr. Fred van Lieburg vraagt naar uitleg van de titel: waarom ”gekneveld”, wat wil ”volksopvoeding” zeggen en vooral: wat betekent ”calvinisme” in dit verband? „Rijnsdorp was een calvinist, maar wel van een benepen soort.”
De wereldmijdende houding van de bevindelijk-gereformeerden ten opzichte van kunst en cultuur kon bijvoorbeeld niet bepaald op Rijnsdorps instemming en begrip rekenen – die typeerde hij als ‘dopers’, al zag hij voor de toekomst enig perspectief. Zoals hij in 1935 in een brief schreef: „Christelijke Kunst is (…) kunst van arme zondaars. Een pracht-terminologie voor de kleinkinderen van Kersten, als die over 25 jaar aan de cultuur mochten toekomen.”
Maar volgens Van Lieburg is iemand die andere stromingen dan de zijne afdoet als ‘dopers’ niet bepaald ruimdenkend: „Dat is hét kenmerk van calvinisten die hun eigen theologie voor alleenzaligmakend houden.” Vandaar dat hij zich afvraagt: „Is de betekenis van Rijnsdorp, geplaatst in een langer tijdsperspectief en een breder calvinisme, toch niet beperkter dan we voor waar houden?”
In zijn reactie legt Schipper uit hoezeer Rijnsdorp van betekenis is geweest voor zijn eigen gereformeerde kring – met name de middenklasse. „Het is onvoorstelbaar wat deze man met muziek en literatuur en voordrachtskunst in het leven van veel eenvoudige mensen betekend heeft. Zijn roman ”Koningskinderen” bijvoorbeeld, die over het bevindelijk-geestelijke leven gaat, vond enorme weerklank.”
Dat ”Koningskinderen” een succes werd, vindt prof. dr. Jan de Bruijn, emeritus hoogleraar politieke geschiedenis, wel begrijpelijk: „Dat is een traditioneel-gereformeerde bekeringsroman.” Maar ”Eldert Holier”, de roman waarmee Rijnsdorp literair gezien een stapje hoger wilde klimmen, werd bepaald geen succes in eigen kring. Daarbuiten trouwens evenmin.
De Bruijn heeft ”Eldert Holier” gelezen –„een dráák van een boek”– en vraagt zich nu af of de slechte ontvangst wel volledig te wijten is aan „het onmondige wanbegrip van het calvinistische volksdeel” op het gebied van kunst en cultuur. „U kiest de kant van Rijnsdorp, maar hij toonde zich in deze weinig geslaagde roman toch een slecht volksopvoeder. Het lijkt erop dat de problematische ontvangst vooral te wijten is aan gebrek aan zelfkennis en zelfkritiek van de schrijver zelf.”
Schipper erkent daarop volmondig dat ook hij ”Eldert Holier” niet om door te komen vond, totdat hij het boek ging lezen met de bril van de volksopvoeding. „Toen viel het kwartje. Ik zag wat Rijnsdorp met dat boek wilde, al liep hij er zelf in vast.”
Schipper heeft in zijn boek gehoor willen geven aan Rijnsdorps eigen wens om niet alles uit tijds- en levensomstandigheden te verklaren. Reden voor dr. Jacqueline Bel, docent moderne letterkunde, om te vragen: „Laat u zich niet te zeer leiden door uw onderwerp, Rijnsdorp zelf? Trouwens, u zoekt juist wél verklaringen in de tijds- en levensomstandigheden van Rijnsdorp. Is dat geen tegenstrijdigheid in uw aanpak?”
Schipper maakt daarop duidelijk dat hij het geloof van zijn hoofdpersoon als voornaamste kader van diens leven ziet – en dat geloof beschouwt hij niet als een tijds- of levensomstandigheid.
Rijnsdorp was een „tragische held, die schipbreuk leed op de onverschilligheid in eigen kring”, zegt de Nijmeegse literatuur- en cultuurwetenschapper dr. Mathijs Sanders. Keek hij eigenlijk wel over de grens? Schipper benadrukt dat zijn held bewust gekozen heeft om te bewegen binnen de zuil van de gereformeerden: dat was zijn levensopdracht. Ook al voelde hij zich juist daardoor menigmaal gekneveld.