Zijinstromer Elise Buijs: Elke leerling is mooi
„Een klik met jongeren.” Dat is volgens Elise Buijs en Arjen Thoutenhoofd de belangrijkste voorwaarde om als zijinstromer in het onderwijs te slagen.
Buijs en Thoutenhoofd kunnen het weten. Zij hebben hun carrière een wending gegeven. Buijs was eerst leerkracht in het basisonderwijs, Thoutenhoofd verkocht software en daarna advertenties. Nu zijn ze respectievelijk leraar Nederlands en leraar Engels op het Van Lodenstein College (VLC), locatie Hoevelaken.
Eric van der Poel, directielid van het VLC en verantwoordelijk voor werving en selectie, is blij met mensen als Buijs en Thoutenhoofd. „Het lerarentekort loopt weer op. Er dreigt een zeer groot tekort aan leerkrachten in exacte vakken en in vreemde talen. We zijn blij dat niet alleen mensen vanuit de lerarenopleiding instromen, maar ook mensen vanuit het basisonderwijs en vanuit het bedrijfsleven.”
Wat is er mooi aan het docentschap?
Van der Poel: „Ik ben van huis uit bioloog. Daarom grijp ik voor het antwoord naar het beeld van een merel en een merelnestje met daarin kleintjes. Die beginnen te krijsen en te schreeuwen als moeder merel komt. Dan weten ze: we krijgen eten. Tegelijkertijd zit vader merel in een andere boom om het hardst te fluiten om zijn territorium te verdedigen. Dat lijkt niets met elkaar te maken hebben. Toch is dat wel het geval. Want als je die vader weghaalt, leren de jongen in het nestje nooit goed zingen.
Dat is volgens mij precies het beeld van onderwijs aan pubers. Ze kunnen explosief en schreeuwerig zijn en dan denk je: Heb ik eigenlijk wel invloed op ze? Pikken ze wel wat op? Wij als leerkrachten zien dat vaak niet, net als vader merel. Maar als je vader merel weghaalt, leren de kleine merels nooit te zingen. Zo is het met onze pubers ook. Als je docenten weghaalt, dan leren leerlingen wel wat, maar niet wat ze moeten leren. De docenten hebben betekenis voor de toekomst van jongeren.”
Van der Poel noemt nog een tweede element dat het docentschap waardevol maakt: „Docenten brengen hun leerlingen –wat ik noem– langzame emoties bij. Deze wereld en ook onze jongeren gaan voor de kick, de snelle emotie. Wij moeten jongeren klassieke deugden zoals volharding en geduld aanleren. Dat betekent soms veel herhalen en nog eens oefenen. Dat vinden kinderen niet altijd leuk, maar wij als opvoeders moeten de kinderen wel die langzame emoties bijbrengen. Die zijn onmisbaar in het leven van alledag.”
Wat motiveert jullie om voor de klas te staan?
Buijs: „De leerlingen. Elke leerling is mooi. Ik geef les aan veel meidenklassen en ook op verschillende niveaus. Ook heb ik een bouwklas en een klas met landbouwjongens. Ik ervaar hier veel meer dan in het basisonderwijs dat ik een voorbeeldfiguur ben. Ze nemen je van top tot teen op en ze onthouden alles wat je zegt. Ze zoeken de discussie op en willen graag weten hoe ik in het leven sta en welke visie ik heb. Dat vind ik erg mooi om te doen. Als je geen relatie met de leerlingen hebt, kun je wel inpakken. Ze gaan voor jou als persoon, anders doen ze niets. Je moet betrouwbaar zijn en hen ook serieus nemen.
Nederlands is een mooi vak. Heel breed ook. Er zitten ook lastige kanten aan, zoals grammatica, maar ook zijn er heel mooie momenten als we samen gedichten lezen.”
Thoutenhoofd: „Die klik met jongeren is inderdaad heel belangrijk. In het verleden werkte ik niet met jongeren, maar deed wel jeugdwerk in de hervormde gemeente van Veenendaal. Toen merkte ik dat ik het omgaan met jongeren heel leuk vond. Zo is mijn interesse voor het docentschap gegroeid. Ik geniet er enorm van. Zo tussendoor kun je met een klas of met individuele leerlingen waardevolle gesprekjes hebben. Ook over geestelijke dingen. Natuurlijk zijn er ook momenten waarop je denkt: Pff, waar is hier het behang? Maar gemiddeld genomen heb ik er veel plezier in. Je bent van waarde voor leerlingen.
Engels is niet het populairste vak, maar ik probeer hen te vangen door te refereren aan hun eigen ambities. Velen willen graag een eigen bedrijf en dan kun je niet zonder Engels.”
Waarom kozen jullie voor het reformatorisch onderwijs?
Buijs: „Het is belangrijk dat kinderen met de Bijbel en de God van de Bijbel worden opgevoed. Je mag hun meegeven dat er naast hun werk één ding heel belangrijk is, namelijk lezen in het woord van God en dat ze wederom geboren moeten worden; dat ze God leren kennen. Als docent mag je de dingen uitdragen die de Heere in Zijn woord zegt.”
Thoutenhoofd: „De Bijbel is de bron van mijn handelen. Ik kan zelf niet zonder, en dat probeer ik ook in gesprekken aan de leerlingen door te geven. Ik had ook op een protestants-christelijke school kunnen werken, zeker. Maar ik ben blij en dankbaar dat ik nu hier een baan heb.”
Is werkdruk een probleem?
Thoutenhoofd: „Ik moet soms wel een beetje lachen als het om de werkdruk in het onderwijs gaat. Dan denk ik: Kom op jongens, hup de schouders eronder. Dat komt misschien omdat ik uit het bedrijfsleven kom. Anderzijds herken ik wel dat een hele dag lesgeven aan klassen met stuiterballen wel wat met je doet. Voor Elise en mij is het vooral de studie die je ernaast doet om je bevoegdheid te halen, die tijd vraagt. Dat kost wel een paar avonden per week. Dat vraagt ook wat van het thuisfront.”
Buijs: „Lesgeven doe ik met groot plezier. Ik sta twintig uur per week voor de klas. En dan heb ik een dag voor mijn studie. Die doen wij overigens bij de Driestar in Gouda. Qua reiskosten en studiekosten is het hier prima geregeld. Het Van Lodenstein College vergoedt die. De opleiding is leuk, je hebt contacten met andere docenten en je wisselt ervaringen uit.”
Thoutenhoofd: „Je sleept elkaar er ook doorheen.”
Buijs: „Precies, je krijgt er weer energie van zo’n avondje school.”