Het dagelijks bestuur van de EU hoopt met een aantal dinsdag gepresenteerde voorstellen de werking van de interne dienstenmarkt te verbeteren, een innige wens van onder meer het Nederlandse kabinet. Niet alleen administratieve rompslomp maar ook allerlei protectionistische beroepseisen werpen hindernissen op, soms onder het mom van gezondheids- of veiligheidsregels.

Volgens de commissie vertegenwoordigt de dienstensector twee derde van de Europese economie, maar laten de lidstaten een belangrijk potentieel aan banen en groei liggen. „In deze sector wordt 90 procent van de nieuwe banen gecreëerd. Maar de Europese dienstenmarkt functioneert niet goed genoeg. We hebben een nieuwe dynamiek nodig.”

Met de voorgestelde e-pas kunnen bedrijven en dienstverleners in eigen land en hun eigen taal een elektronische procedure beginnen om hun diensten in een ander EU-land aan te bieden. Dat land meldt vervolgens aan welke nationale eisen moeten worden voldaan om in aanmerking voor werk te komen; Brussel heeft geen bevoegdheid op het gebied van beroepskwalificaties. De commissie benadrukt ook dat de e-pas geen gevolgen heeft voor bestaande plichten voor werkgevers of werknemersrechten.