Lessen trekken uit de kerkelijke scheuring van 1953
Het lezen van het boek ”Geschiedenis van een scheuring” van dr. M. Golverdingen is niet zo’n aangename bezigheid. Gevoelens van verbazing en ongeloof komen regelmatig naar boven. Je vraagt je meer dan eens af: hoe is het mogelijk dat dit allemaal kon gebeuren?
Van de vele gebeurtenissen die in de maanden rondom de synodevergadering van de Gereformeerde Gemeenten in juni 1953 plaatsvonden, was het vertrek van vijf afgevaardigden wel de meest opzienbarende. De predikanten D. L. Aangeenbrug, M. van de Ketterij en F. Mallan en de ouderlingen H. Bas en D. Hage verlieten de vergadering. Dr. C. Steenblok, die geen afgevaardigde was, keerde de bijeenkomst eveneens de rug toe, gevolgd door een aantal anderen.
Dit was een vérgaande stap. Zo’n definitieve stap wordt niet zomaar gezet. Daar moet iets aan voorafgegaan zijn. Dr. Golverdingen heeft zich grondig verdiept in de voorgeschiedenis en in de gevolgen van de uittreding. Zijn onderzoek, zoals we dat ook gewend zijn van zijn andere boeken, is minutieus. Hoor en wederhoor zijn toegepast. Dat de schrijver daarin geslaagd is, blijkt wel uit de positieve reactie in deze krant van 31 oktober van ds. J. Roos van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland.
Lessen trekken
Waarom is iemand jaren bezig met een dergelijk onderzoek? In de ”Uitleiding” van het boek geeft de schrijver een simpel antwoord: „Het gaat erom lessen te trekken voor het heden.” Dat is een bekende doelstelling die vanuit de oudheid werd weergegeven met twee woorden: ”Historia docet” – geschiedenis onderricht.
Je zou kunnen zeggen dat dit een enigszins optimistische invalshoek is. Als mensen van het verleden zouden leren, zou het er op de wereld en in de kerken anders uitzien. Maar na de zin over het trekken van lessen voor het heden, voegt dr. Golverdingen eraan toe dat dit wat anders is dan het misbruik van historisch onderzoek om hier en daar nog levende kerkelijke tegenstellingen aan te wakkeren. Dat kan dus inderdaad ook. Het gaat dan om te laten zien dat het standpunt van je ‘held’ het juiste was.
In dit boek kunnen we niets lezen van een poging om gelijk te krijgen. Zelf behorend tot de Gereformeerde Gemeenten heeft dr. Golverdingen enkele personen van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland mee laten lezen. Hij is die meelezers zeer erkentelijk voor hun werk en stelt vast dat door hun inbreng de betrouwbaarheid en informatiewaarde van het boek toegenomen zijn.
Wie die meelezers waren, wordt niet vermeld. Ik denk niet dat dr. Golverdingen vergeten is hun namen te noemen. Hij vermeldt immers wel de namen van andere meelezers. Ligt het gevoelig om gewoon aan te geven dat je als lid van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland hebt meegelezen met deze studie? Hoe dan ook, uit de mededeling van het meelezen door mensen van de ‘andere kant’ blijkt dat de schrijver er veel aan gelegen was om een historisch verantwoorde en feitelijk juiste studie te schrijven over dit stukje kerkgeschiedenis.
Duiding
Een waardevol aspect van de studie is dat de schrijver niet alleen feiten beschrijft, maar dat hij ook duiding geeft. Ieder hoofdstuk wordt afgesloten met een paragraaf genaamd ”Waardering”. De beschreven feiten worden gewikt en gewogen, in een kader gezet en voorzien van een toelichting. Zo stelt dr. Golverdingen dat het weglopen van afgevaardigden uit de synodevergadering niet kon. De afgevaardigden zitten er niet voor zichzelf, maar zijn gezonden door en namens een particuliere synode.
Anderzijds legt hij de zere vinger bij bijvoorbeeld de agressieve benadering van dr. Steenblok door de vergadering, de weigering hem het woord te geven en de starre leiding van synodevoorzitter ds. A. Verhagen.
Behalve de paragrafen ”Waardering” is er nog een hoofdstuk waarin enkele samenvattende en evaluerende opmerkingen worden gemaakt. Dat hoofdstuk wordt gevolgd door een ”Uitleiding”. Al met al is dr. Golverdingen zorgvuldig en zelfs uitputtend te werk gegaan. Dat blijkt ook bijvoorbeeld uit de informatie over de zendingsdag in 1957, die in Utrecht werd gehouden. De eigen kerk was te klein en daarom week men uit naar de Oosterkerk. Hij schrijft dan: „De stadsbussen 2A en 12 brachten de vele belangstellenden van het station naar de halte bij de kerk: Burg. Reigerstraat, hoek Maliebaan.” Als lezer vraag je je af wat de relevantie is van het vermelden van de busnummers en de halte.
Wat meer relevant is betreft de positie in het kerkgenootschap van predikanten die een belangrijke rol in het conflict speelden. Dr. Steenblok was niet uit de Gereformeerde Gemeenten afkomstig. Hij diende aanvankelijk de Gereformeerde Kerken. Met de nodige moeite werd hij toegelaten als predikant van de Gereformeerde Gemeenten en nauwelijks twee jaar later was hij al docent. Ambtsbroeders die sinds jaar en dag de gemeenten dienden, kwamen voor het docentschap niet in aanmerking, terwijl dr. Steenblok voor velen, in de woorden van dr. Golverdingen, een vreemde eend in de bijt was. Het is misschien te veel gezegd dat dit kwaad bloed heeft gezet, maar het kan een kiem van onrust zijn geweest.
Leeftijd
Een ander aspect in dit verband zijn de leeftijd en ervaring van hen die de synodevergadering verlieten. Iemand als ds. F. Mallan was in 1953 jong. Met zijn beperkte ervaring van vijf jaar was de destijds 28-jarige al lid van het curatorium, het meest invloedrijke orgaan binnen het kerkgenootschap. Bovendien was hij zowel in 1953 en eerder al afgevaardigd naar de generale synode.
Ds. Aangeenbrug, die weliswaar een hogere leeftijd had, was echter betrekkelijk kort predikant van de Gereformeerde Gemeenten. Evenals dr. Steenblok was hij afkomstig uit een andere kerk, namelijk de Christelijke Gereformeerde Kerken. In 1945 verliet hij die kerk als lerend ouderling of hulpprediker en maakte de overstap naar de Gereformeerde Gemeenten, waar hij nog in hetzelfde jaar als predikant bevestigd werd. Ds. Van de Ketterij was een jaar langer predikant dan zijn ambtsbroeder ds. Mallan, namelijk zes jaar.
Tegenover deze predikanten stonden mannen die de Gereformeerde Gemeenten al jaren dienden. De in 1953 68-jarige ds. A. Verhagen was 38 jaar predikant. De 66-jarige ds. A. de Blois was al in 1923 bevestigd en had daarmee een staat van dienst van dertig jaar. Ds. J. van den Berg was 62 jaar en stond zeventien jaar in het ambt. Ds. L. Rijksen was 51 jaar en was in 1944 bevestigd. De predikanten H. Ligtenberg en T. Dorresteijn hoorden ook bij de oudere garde. Zij maakten overigens een aantal jaren later alsnog de overstap naar de Gereformeerde Gemeenten in Nederland.
Leeftijd, ervaring en gebondenheid aan een kerkgenootschap van jongs af aan spelen een niet-onbelangrijke rol. Dr. Golverdingen schrijft terecht over psychologische factoren. Genoemde aspecten, waaraan hij geen of zijdelings aandacht besteedt, zijn echter eveneens van belang. Het lijkt erop, ik formuleer het voorzichtig, dat predikanten met weinig ervaring samen met twee ouderen die afkomstig waren uit een ander kerkverband, tegenover de anderen stonden. Als dan de communicatie ook te wensen overlaat, kunnen er vreemde dingen gebeuren. Daarbij was de sfeer vertroebeld door persoonlijke verhoudingen, die in een aantal gevallen ronduit slecht waren.
Daarbij is te denken aan onder meer het conflict tussen ds. L. Rijksen en dr. Steenblok en aan de harde woorden van ds. Mallan aan het adres van zijn 32 jaar oudere ambtsbroeder ds. Van den Berg. De jonge predikant ergerde zich erg aan de oudere.
Vervlakking
Opmerkelijk is dat door de uitgetredenen later een verband werd gelegd tussen het optreden van de synode enerzijds en de steeds doorvloeiende vervlakking anderzijds. Sluimerende verschillen van mening kregen een scherpe, expliciete verwoording die niet eerder gebruikt was. Dat was een nieuw element, zo kunnen we lezen op bladzijde 133. Daarbij passen de verwijten over pelagianisme, verzwakking van de leer over de doodsstaat van de mens, en het voeren van hoorders naar Jezus voor Wie geen plaats is gemaakt door ontdekkende prediking.
Ds. Van de Ketterij was van mening dat de Gereformeerde Gemeenten in het voorportaal van de Gereformeerde Kerken terecht waren gekomen. Hij was blij dat hij de synodevergadering verlaten had, want daardoor voorkwam God dat hij deelhad aan „zulk een goddeloos en duivels werk.” Hij was pessimistisch: „God heeft de zaak overgegeven.”
Ook ds. Mallan was somber gestemd. Volgens hem was er niets meer te beginnen. Tegen zijn ambtsbroeder ds. Van de Ketterij had hij gezegd een waarheid te hebben ontvangen over het maken van gereedschap van vertrekken. En ds. Aangeenbrug verkaarde liever te zullen sterven dan in te gaan op de gevraagde punten van het moderamen van de synode en leedwezen te betuigen over het optreden tijdens de synodevergadering. Hoewel hij later deze uitspraak wat afzwakte, is deze toch typerend voor de sfeer die er destijds heerste.
Het lijkt erop dat door het beklemtonen van de leergeschillen het schisma gelegaliseerd werd. De twee belangrijkste opponenten, dr. Steenblok en ds. Verhagen, waren elkaar tijdens een uitvoerig gesprek in Gouda immers zeer dicht genaderd. En dan de opmerkelijke conclusie: volgens de Goudse kerkenraad waarvan dr. Steenblok deel uitmaakte, was er geen wezenlijk verschil in opvatting tussen de beide predikanten, terwijl ds. Verhagen stelde dat het verschil tussen hem en dr. Steenblok zo groot was als dat tussen dag en nacht. Daarover geeft dr. Golverdingen een scherp oordeel: „Hij [ds. Verhagen] was niet werkelijk geïnteresseerd in een oplossing op basis van broederlijk overleg.” Daarna volgden de ontwikkelingen elkaar in snel tempo op en werden door beide partijen fouten gemaakt die de afstand alleen maar groter maakten.
De gevolgen van de scheuring waren groot. De emoties liepen hoog op. Zowel in Gouda als in Dordrecht moest de politie tijdens de ledenvergadering ingrijpen. Gemeenten scheurden, in families ontstonden ruzies, in gezinnen heerste onenigheid. Wat een indroevige gevolgen van dit schisma.
Eenheid
Na het lezen van het boek blijft de vraag hangen: was die scheuring nu echt nodig geweest? Het is niet begrijpelijk dat eerbiedwaardige predikanten, mensen die wisten van zonde en genade, die zich allen baseerden op de Bijbel en de Drie Formulieren van Enigheid, die achting hadden voor de stichter van hun kerkgenootschap, ds. G. H. Kersten, toch niet meer door één deur konden.
De bovenvermelde vraag stellen is hem beantwoorden. Gedane zaken nemen geen keer. Dat is de ene kant. Tegelijkertijd hoopt dr. Golverdingen dat er lessen getrokken kunnen worden voor het heden. Dat is de andere kant. Volgens mij zijn er twee belangrijke lessen: voortvarende voortzetting van het werk van het deputaatschap kerkelijke eenheid van de Gereformeerde Gemeenten en een constructieve houding van de gesprekspartners. We zijn al te lang vertrouwd geraakt met kerkelijke verdeeldheid.
Boekgegevens
”Geschiedenis van een scheuring”, dr. M. Golverdingen; uitg. Den Hertog, Houten, 2016; ISBN 978 90 331 2790 8; 354 blz.; € 34,90