Tweestrijd bij verkiezingen is al jaren in de mode
Het politieke jaar 2017 staat in het teken van de Kamerverkiezingen. Dat er opnieuw een tweestrijd zal ontstaan, is aannemelijk. De vraag is wel: tussen wie?
Kleine partijen hebben er een hekel aan, verkiezingen die veel weghebben van een wedloop tussen twee grote jongens. Niet zelden immers zuigen de mega-kemphanen hun kleine broertjes dan voor een belangrijk deel leeg. Dat de SP in 2012 niet groter werd dan vijftien zetels was ongetwijfeld voor een deel te wijten aan de tweestrijd Rutte–Samsom. Veel progressieve kiezers die twijfelden tussen links of heel links, kozen –al was het maar om Rutte en de VVD dwars te zitten– in het stemhokje voor de PvdA. En kleine rechtse splinters kunnen het natuurlijk wel schudden als de verkiezingen van 15 maart 2017 uitdraaien op een tweestrijd Rutte–Wilders.
Modern verschijnsel
Oppervlakkig bezien lijkt het framen van de verkiezingen als een tweestrijd –wie hebben hier eigenlijk de hand in: De partijen zelf? De media? De opiniepeilers?– een tamelijk modern verschijnsel. De laatste vijftien jaar ging het immers respectievelijk om Rutte contra Samsom, Rutte tegen Cohen, en Balkenende tegenover Bos. Vroeger, in de tijd van Colijn of Drees, speelde dat niet op die manier. Toch?
Mmm, tóén misschien niet. Maar het fenomeen tweestrijd is wél op zijn minst veertig jaar oud. Wat te denken van de verkiezingsstrijd van 1977, toen de zittende minister-president Den Uyl (PvdA) het opnam tegen zijn antipode Van Agt, leider van het nog in wording zijnde CDA? Of wat te denken van de krachtmeting tussen Lubbers en Den Uyl, die in 1986 eindigde in een fotofinish (CDA 54, PvdA 53)?
Loeispannend
Misschien kun je wel zeggen dat sinds 1977 het element van een tweestrijd vaker wel dan niet voorkwam. Zeker, er zijn jaren waarin dit ontbrak. Zo waren de verkiezingen van 2002 door de eraan voorafgaande moord op Fortuyn loeispannend, maar van een nek-aan-nekrace was in dat jaar geen sprake, evenmin als er in 1994 of 1998 van een duidelijk tweekamp sprake was. Maar in veel andere jaren werd er op de kiezers wel degelijk een appel gedaan om van of partij A of partij B de grootste te maken, waarbij voor A en B in de meeste gevallen CDA en PvdA ingevuld konden worden.
Kijkend naar de huidige peilingen, eind 2016, lijkt een tweestrijd Rutte–Wilders het meest voor de hand te liggen. Maar lang van tevoren voorspellen tussen welke twee rivalen het straks zal gaan, is in het tijdperk van dolende kiezers een hachelijke zaak. Hoe gevaarlijk dat is, bleek helder tijdens de verkiezingscampagne van 2012. Veel media wisten het al in de zomer min of meer zeker: het ging tussen Rutte (VVD) en Roemer (SP) – fantastisch, want die namen allitereerden ook nog eens mooi. Diverse kranten schreven al beschouwingen over de vraag of het land een SP-premier aankon of niet. Maar dat was buiten de PvdA en debattijger Samsom gerekend. Uiteindelijk kwam Roemer er tijdens de campagne niet aan te pas en mocht de SP blij zijn dat zij geen zetels verlóór.
Balen
In 2012 was er overigens nog iets geks aan de hand. Een verschijnsel waar veel burgers nog altijd een beetje van balen. Waar VVD en PvdA het deden voorkomen alsof het ging om een keiharde keuze tussen óf Rutte óf Samsom, was het eind van het liedje dat beide heren meteen na de stembusgang close met elkaar gingen samenwerken. Kiezers die eerst waren opgezweept om of de een of de ander te kiezen, kregen ze allebei!
Wat trouwens ook weer geen volstrekt nieuw verschijnsel was. Want wie in 1989 meende dat hij of Lubbers of Kok de Trêveszaal in kon stemmen, die kreeg ze ook toen beiden, zij het de een als premier en de ander als minister van Financiën. En ook in 2006 kreeg de kiezer én Balkenende én Bos (met Rouvoet als stootkussen tussen hen in).
Uitgesloten
En dat is dan meteen de zekerheid die de kiezer volgend jaar wél heeft: als er een tweestrijd Rutte–Wilders ontstaat, dan krijgt hij hen niet allebei. Rutte heeft immers uitgesloten dat hij met de PVV gaat samenwerken als Wilders niet terugkomt op zijn ”minder minder”-uitspraak van 2014? En het staat immers vast dat de PVV-leider, die over de kwestie in eerste aanleg al door de rechter veroordeeld is, zijn Marokkanen-uitspraak niet intrekt? Daaruit kan maar één conclusie volgen.
Zou je denken. Alleen, zeg in de politiek nooit nooit.