Opinie

Luther: Kerst dwingt tot naastenliefde

Wij zullen nu ook nog iets zeggen en herhalen van wat wij vandaag gepreekt hebben, en wel over hetgeen er gebeurt als het Kind Christus in ons wordt geboren. Want u hebt gehoord dat dit Kind van óns moet zijn, wil deze geboorte vrucht voor ons dragen, en dat wij Het moeten aannemen.

dr. Maarten Luther

26 December 2016 18:01Gewijzigd op 16 November 2020 09:26
beeld EPA
beeld EPA

Daarom moet eenieder bedenken dat Het voor hém is geboren; want Christus is niet gekomen omdat het voor Hém nodig was, maar omdat het voor óns nodig was. Hij is neergedaald in dit omhulsel, in ons vlees en bloed, alleen opdat Hij de onmetelijke schat van Zijn [heils]goederen zou uitstorten en ons van zonde, dood, duivel, hel en alle rampen zou redden. Wie nu dus dit Kind aanneemt, die moet wel blij worden, want het is niet mogelijk dat er geen vreugde volgt als het hart met deze grote goederen vervuld en overladen wordt. Daarover hebt u genoeg gehoord.

Nu zou iemand misschien vragen hoe wij kunnen weten dat wij het Kind met het hart en door een waar geloof hebben aangenomen en hoe wij er zeker van kunnen zijn dat deze geboorte ons ten goede is geschied. Daarom zullen wij iets zeggen over het teken dat zeker aanwezig is. Het komt openbaar in de uiterlijke werken, vanuit het hart waarin het Kind woont. Dit teken is niets anders dan dat wij mensen ons ook over elkaar ontfermen, dat wij het vlees van onze naaste aandoen, ons daarin kleden en met hém doen wat God met óns in deze Christus doet. En dat is ook een geestelijk geboren-worden, een geestelijk mens te worden, want op deze manier worden wij zelf in de ander geboren.

De Schrift noemt de naaste „ons vlees.” Want zó zegt Jesaja: Ziet gij een naakte, zo kleed hem en veracht uw eigen vlees niet. Hij zegt dat de ánder ons vlees is; want God wil hebben dat niemand de ander zal verachten. Hoe geringer hij is, des te meer moet ik mij over hem ontfermen – niet anders dan of het om mijn eigen vlees en bloed ging, mijn eigen lichaam. Want Christus heeft ons vlees aangedaan, dat toch vol zonde is; Hij heeft alle jammer en rampspoed gevoeld, Hij heeft Zich voor God, Zijn Vader, niet anders gedragen dan alsof Hijzelf de zonden had gedaan die wij allen begingen, en alsof Hij alles had verdiend wat wij verdiend hebben. Zo zegt de heilige Paulus het tegen de Filippenzen, als hij over de vernedering van Christus spreekt, en ook tegen ons – hoe wij ons allen tezamen in navolging van Christus’ voorbeeld moeten vernederen. Hij zegt dan: Is er onder u enige vermaning in Christus, is er enige troost der liefde, is er enige gemeenschap des geestes, is er enige hartelijke liefde en barmhartigheid, zo vervult mijn vreugde, dat gij één zijt van gemoed en zin, dezelfde liefde hebt, niets doet door twist of ijdele eer, maar dat gij door de ootmoed de ander uitnemender acht dan uzelf, en eenieder zie niet op het zijne, maar op dat wat van de ander is. En verder zegt hij: Eenieder zij gezind zoals Jezus Christus dat ook was, Die hoewel Hij in goddelijke gestalte was, het geen roof heeft geacht Gode gelijk te zijn, maar heeft Zichzelf ontledigd en de gestalte van een knecht aangenomen; Hij is geworden net als een ander mens, en in Zijn uiterlijke verschijning als een mens gevonden, heeft Hij Zichzelf vernederd en is gehoorzaam geworden tot de dood, ja, tot de dood aan het kruis.

Als wij ons nu zó over onze naaste ontfermen en dit voorbeeld van Christus navolgen, gaat het oude vlees weg en komt er een nieuwe geboorte, niet vleselijk en overeenkomstig de vriendschap der wereld, maar geestelijk, zodat ik mij het ongeluk van mijn naaste aantrek alsof het mijn eigen ongeluk was. Hier raken wij dus nauw bevriend, als broeders en zusters, zó, dat het niet nauwer kan. De Heilige Geest maakt dus één vlees en één lichaam van veel vlees en vele lichamen. Daarentegen maakt de natuur van één vlees, véél vlees en vele lichamen. Zo vér nu de natuur vlees en bloed van elkaar verwijdert, zo nauw en veel nauwer voegt de Geest die samen. Daarom moet ik mijn naaste zó helpen alsof ik dat voor mijzelf deed en moet ik met het vele wat ik heb in zijn nooddruft voorzien. Is hij arm en ben ik rijk, dan moet ik hem met mijn rijkdom te hulp komen; is hij een zondaar en ben ik rechtvaardig, dan moet mijn rechtvaardigheid hem ten goede komen. Leeft hij in schande en leef ik in eer, dan moet mijn eer zijn schande bedekken. En zo vervolgens. Wat ik wilde dat de mensen mij zouden doen als ik in angst en nood verkeerde, zo moet ik mijn naaste ook doen.

Als ik dit nu met mijn werken laat zien, is het er een gewis teken van dat Christus’ geboorte in mij kracht heeft en verheerlijkt wordt. En naarmate deze werken van christelijke liefde in ons toenemen, zal Christus ook meer gestalte in ons krijgen. Want als wij zien wat een grote genade wij van Christus hebben ontvangen, wordt ons hart blij als het iemand heeft aan wie het dan weer, naar het voorbeeld van Christus, weldadigheid kan bewijzen. Daarom, wie in zijn hart niet bereid is om zijn naaste met alles wat in zijn vermogen ligt te helpen, die heeft het Kind nog niet aangenomen; hij weet noch verstaat wat het betekent: Gods Zoon is mens geworden.

Iedereen wil alleen maar horen bij machtige en rijke mensen die hem helpen en van wie hij voordeel heeft; hij veracht de armen, de ellendigen en bedroefden, hij kijkt slechts naar wat in de wereld hoog, groot, rijk en machtig is, maar dan gaat het Kind weg, dan is de geboorte van het nieuwe Kindeke zonder nut en vrucht. Wij kunnen de zoetheid van deze geboorte niet smaken als wij niet van de hulp en de steun van alle mensen afzien; wij moeten alléén van dit Kind hulp ontvangen, troost en zaligheid verwachten – anders komt er niets van terecht. Want zó zingt u, en hebt u het vandaag gehoord: „Was ons dit Kindje niet geboren, zo was het al voor ons verloren. Het Kind moet ons vervullen, anders zullen wij zeker leeg blijven; daarna moeten wij ook onze naaste laten delen in de volheid waarmee het Kind ons heeft vervuld. Dit Kind heeft alles afgelegd, alléén onze daden en zonden op Zich genomen en onze gestalte aangenomen – niet anders dan als een knecht. Hij heeft (zoals uit de woorden van Paulus is aangehaald) de gestalte van een knecht aangenomen, Hij heeft Zich vernederd en is gehoorzaam geweest tot in de dood. Zo moeten wij ons van heel ons bezit, van alles wat wij hebben, losmaken, ons over onze naaste in zijn zwakheid ontfermen en elkanders lasten dragen, zoals Paulus op een andere plaats tegen de Galaten zegt – en zó de wet van God vervullen. Hij zegt niet: ieder moet bij de ander zijn voordeel zoeken, maar: ieder moet de last en het gebrek van de naaste op zich nemen. Daaraan is het te zien dat Christus de onze is en hoe Hij één geworden is met ons, door het geloof, opdat Hij ons mensen ook tot één geheel zal samenvoegen. Het doel is dat wij allen één vlees en één lichaam worden, zoals Hij één vlees en één lichaam is met ons. Dat wordt getoond in het natuurlijke huwelijk, waarvan God sprak: twee zullen tot één vlees zijn. Daarom zegt de heilige Paulus tot de Efeziërs over dit geestelijk huwelijk onder andere: Wij zijn leden van Zijn lichaam, van Zijn vlees en van Zijn gebeente. Daarom zal een mens vader en moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen, en twee zullen één vlees zijn. Het geheimenis is groot. Ik spreek echter over Christus en de gemeente. Daarom, als wij allen één lichaam worden, en één vlees, worden wij met Christus ook gereinigd door een geestelijk huwelijk, dat is: wij worden allen Zijn bruid, en Hij zal ons op de jongste dag aanstellen om met Hem de hele wereld te richten.

Zolang wij op aarde zijn, lijkt het wel alsof Hij Zich niet over ons wil ontfermen, want Hij laat het toe dat wij door de hele wereld vervolgd en onderdrukt worden. Maar Hij slaat ons gade, beschermt ons en verdedigt ons tegenover alle vijanden, zoals u uit de profetie van Jesaja hebt gehoord. Nu kan niemand ons leed doen, of het moest zijn naar Zijn wil. Hij zegt Zelf in Lukas, als Hij tot Zijn discipelen spreekt, dat zij om Zijns Naams wil veel zullen moeten lijden, en dat zij niet bezorgd behoeven te zijn als zij moeten antwoorden; Híj zal hun dan een mond geven, de wijsheid waar geen enkele tegenstander iets tegen in kan brengen. En dan besluit Hij met te zeggen dat er geen haar van hun hoofd verloren zal gaan.

Daarom nu is dit het teken waarbij wij met zekerheid zullen weten dat de geboorte van de Heere Christus krachtig is in ons, als wij ons over de nood van onze naaste ontfermen. En dat is ook het teken waarnaar Hij bij het jongste gericht zal vragen, het teken dat Hij zal bezien – als Hij tot degenen die dit niet gedaan hebben, zal zeggen: „Ik ben hongerig geweest en gij hebt Mij niet gespijzigd, Ik ben dorstig geweest en gij hebt Mij niet te drinken gegeven”, en zo verder. Maar als zij zich dan allen met klem willen verontschuldigen en zeggen dat zij Hem niet hongerig of dorstig hebben gezien, zal Hij hun antwoorden: Waarlijk, Ik zeg u, wat gij niet gedaan hebt aan een van deze geringsten, hebt gij dat ook niet aan Mij gedaan.

Nu is er genoeg gezegd over hoe wij van deze geboorte gebruik moeten maken, zodat zij haar nut voor ons zal hebben en hoe wij voor onszelf zekerheid zullen krijgen dat zij met kracht in ons werkt. Het Evangelie zegt het ons ook zo heerlijk in wat de engel tot de herders sprak en in de uitleg die u vandaag hebt gehoord: „Vrees niet, ik verkondig u grote blijdschap, die heel het volk ten deel zal vallen, want u is heden de Heiland geboren, Welke is Christus, de Heere.” Dit is de belofte die de engel aan de herders heeft gegeven, die voor ons allen is. De woorden luiden dat deze vreugde héél het volk ten deel zal vallen en dat iedereen ze ter harte moet nemen. Naast deze belofte heeft de engel hier aan de herders ook een teken gegeven waardoor zij zeker wisten dat dit het ware Kind was waarover hij spreekt; dat is dat zij het Kind zullen vinden, in doeken gewikkeld, liggend in een kribbe.

Met toestemming van uitgeverij Den Hertog overgenomen uit: ”Een Zoon is ons gegeven”, Maarten Luther; Houten, 1999 (vertaling N. A. Eikelenboom).

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer