Kerk & religie
Ds. Van den Herik leest tempelvisioen Ezechiël met christelijke bril

Wie als christen Ezechiël 40-48 leest, realiseert zich dat hij een leesbril op heeft. De glazen daarvan moeten goed geslepen zijn. In het Nieuwe Testament vindt vanuit Christus een perspectiefverbreding plaats.

Van onze verslaggeer
16 December 2016 21:44Gewijzigd op 16 November 2020 09:22
Ds. A. van den Herik promoveerde vrijdag aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. beeld Eran Oppenheimer
Ds. A. van den Herik promoveerde vrijdag aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. beeld Eran Oppenheimer

Dat betoogde ds. A. J. van den Herik vrijdag aan de Vrije Universiteit te Amsterdam tijdens de verdediging van zijn proefschrift over het tempelvisioen van Ezechiël. Ezechiël 40-48 vormen een magistraal Bijbelgedeelte, „suggestief en mystiek.” „We worden samen met Israël uitgenodigd tot reflectie, vertrouwen op God en doen wat Hij vraagt. God is alomtegenwoordig en lokaal benaderbaar: God Immanuel, God met ons.”

Prof. dr. J. Dekker (Apeldoorn) vroeg zich af of het klopte dat Ezechiël een streep zette door ”Sionstheologie”, zoals de promovendus suggereerde. Was er niet eerder sprake van een versobering? Ds. Van den Herik zag bij Ezechiël vooral een streep door de gángbare Sionstheologie. Jeruzalem werd in het verleden als stad afgeschreven als een hoer; in de nieuwe stad die Ezechiël profeteerde, is een duidelijke afstand gecreëerd. „Ezechiël geeft een tegengeluid, het moet nu echt anders.”

Geen fixatie

De promovendus is beducht voor het fixeren van de toekomst, maar hoe zit dat met de Joodse traditie? zo vroeg dr. M. C. Mulder (Apeldoorn). In de Talmoed wordt bijvoorbeeld de tempel van Ezechiël niet op de toekomst betrokken. De Joodse traditie is erg complex, antwoordde Van den Herik. De verschillende tempels liggen daar in elkaars verlengde.

Vanuit christelijk perspectief lezend krijgt de discussie over de tempel een ander accent. Maar het tempelvisioen behield voor de Joodse tijdgenoten een heel praktische betekenis voor hun eigen leven toen. Dat is wat anders dan het „dubbele perspectief” van een christelijke exegeet, 
aldus ds. Van den Herik.

Prof. dr. H. van den Belt (Groningen) refereerde aan een opmerking van Calvijn dat hij –in de enige preek over Ezechiëls tempelvisioen– niet zeker was over bepaalde details. Calvijn bedoelde eigenlijk dat hij grote moeite had met het apocalyptische genre als zodanig, zo kwalificeerde dr. Van den Belt deze opmerking. „Was Calvijn niet veel verlegener met dit genre dan u suggereert? U bent er toch enthousiaster over dan de gereformeerde traditie.”

Letterlijke verklaring

Ds. Van den Herik erkende dat Calvijn geheel inzet op de historische en letterlijke verklaring, zoals ook in het boek Daniël. Dat gaat niet over de wederkomst. Calvijn had eigenlijk een stap verder moeten zetten, zo vond ds. Van den Herik. „Hij zette zich vast op een historische duiding, een letterlijke lezing, terwijl het bij Ezechiëls visioen gaat over een symbool.”

Dr. E. van Staalduine-Sulman (Amsterdam) vroeg zich af of ds. Van den Herik zijn onderwerp niet te veel vanuit de Hebreeënbrief bekeek. „Leg je daarmee niet een stolp over het Oude Testament? Is het geen cirkelredenering als je begint met een christelijke lezing en je daarbij uitkomt?”

De promovendus erkende het gevaar van een stolp, maar bij hem woog de theologische duiding van de tempel het zwaarst. „De aardse tempel lijkt na de komst van Jezus als een nachtkaars uit te zijn gegaan. De theologische betekenis is voor mij belangrijker dan de fysieke tempel.” In zijn antwoord op een andere vraag van dr. Mulder expliceerde hij dat meer: in het Nieuwe Testament ligt alle nadruk op het dúíden van het offer, namelijk van Christus, als het Lam Gods.

Nuances

Prof. dr. G. van den Brink, samen met prof. dr. H. G. L. Peels de promotor, prees het gevoel van nuance in de studie. „U bent niet snel als een hond door de moeilijke historisch-kritische vragen heengegaan om zo vlug mogelijk de druppels van u af te gooien.” Het was een moeilijk moment toen de oorspronkelijke promotoren A. van de Beek en E. Talstra vanwege persoonlijke omstandigheden moesten afhaken. „Erg vervelend altijd voor een promovendus, die dan het gevoel heeft opnieuw te moeten beginnen.”

Maar de nieuwe begeleiders hadden inhoudelijk geen zorg. Het voorstel stond structureel goed op de rit en de promovendus kreeg er ook steeds meer plezier in. Ds. Van den Herik ging een eigen weg door „een oerwoud van meningen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer