Burgerinitiatief verrijkt democratie
Zowel het burgerinitiatief als de burgerzeggenschap is een uiterst welkome verrijking van de huidige representatieve democratie, reageert Bert Blase op mr. Corry-Anne van der Tang-Everse (RD 10-12).
Onder de kop ”burgerparticipatie werkt averechts” stelt mr. Corry-Anne van der Tang-Everse dat de kijk op de overheid nogal verschillend uitpakt, afhankelijk of het gezag van de overheid wordt gedefinieerd vanuit volkssoevereiniteit of vanuit verleende soevereiniteit. Die verschillende invalshoeken zouden zelfs leiden tot een fundamenteel andere waardering van burgerinitiatief en burgerzeggenschap.
Mijn ervaring is een andere. Vanuit beide invalshoeken kan zowel het burgerinitiatief als de burgerzeggenschap een uiterst welkome verrijking zijn in aanvulling op de huidige (politieke) representatieve democratie. Zeker in een tijdvak waarin de politieke democratie door haar eenvormige proces en onderlinge profileringsdrang al te vaak haar impliciete beperkingen toont.
Eerst het goede nieuws. In de laatste alinea van haar betoog zegt Van der Tang het volgende: „Niet aan burgerparticipatie is daarom behoefte, maar aan burgerschap. De overheid moet minder zelf willen doen en verantwoordelijkheden aan de burgers teruggeven. Dan kunnen burgers participeren op het juiste niveau: niet in de politiek, maar in de samenleving. Stop burgerparticipatie, start burgerschap!” Zij verwoordt daarmee treffend een van de pijlers van hetgeen de initiatiefnemers van Code Oranje hebben beoogd.
De huidige politieke representatieve democratie heeft taken naar zich getrokken, ongetwijfeld met redenen omkleed, waarvan het zeer de vraag is of deze taken in het huidige tijdsgewricht daarmee nog het beste gediend zijn. Immers, onze politieke democratie kent slechts één ‘mal’ van besluitvorming, terwijl de vraagstukken in de samenleving heel divers van aard en karakter zijn. Het is zeer wel denkbaar dat een deel van deze vraagstukken beter opgelost kan worden via andere ‘arrangementen’ van betrokkenheid dan via de politieke arena. Een herijking van de taken van de overheid, langs de lijn zoals mr. Van der Tang betoogt, is ook in mijn ogen een belangrijke pijler om de effectiviteit en de vertrouwenwekkendheid van het (politiek) bestuur te vergroten.
Juist op het punt van vertrouwen tussen burger en bestuur lijkt het betoog van Van der Tang echter een tegenstelling te schetsen. Afhankelijk van de vraag of men de overheid zou bezien vanuit de volks- of verleende soevereiniteit zou het belang van dit vertrouwen verschillende worden gewaardeerd. Dit lijkt mij een schijntegenstelling. Ook de door God gegeven overheid vraagt om onderhoud en om een goede balans tussen vertrouwen en „gezond wantrouwen”, zoals Van der Tang dit benoemt, om zodoende een wezenlijke en gezaghebbende factor te zijn in woelige tijden.
Als zij in haar betoog vervolgens beweert dat betrokkenheid van inwoners en bestuur op elkaar juist dit vertrouwen ondermijnt, baseert zij zich kennelijk op andere ervaringen dan ik. Neem de gemeente Alblasserdam, waar ik enkele jaren burgemeester was. Daar werd (en wordt) gewerkt met een Samenlevingsagenda, opgesteld in interactie met de Alblasserdamse inwoners. Deze werkwijze heeft het vertrouwen in het gemeentebestuur meetbaar en aantoonbaar versterkt. Op geen enkele manier heeft dit echter geleid tot een verzwakking van de controle op de macht.
Ook in veel andere gemeenten zijn goede (en leerzame!) ervaringen opgedaan met het samenspel van bestuur, inwoners, ondernemingen en instellingen. Door dit samenspel zijn concrete maatschappelijke resultaten bereikt, die deze partijen afzonderlijk niet hadden kunnen bereiken.
Er zijn tal van vraagstukken (denk aan zorg, leefbaarheid en duurzaamheid), die effectiever tegemoet worden getreden als partijen samenwerken en vanuit verschillende invalshoeken elkaars inspanningen versterken. In een dergelijke aanpak wordt keer op keer aangetoond dat de uitspraak van Van der Tang „dat burgers het altijd met elkaar oneens zijn en vooral uit eigenbelang denken”, veel te generaliserend is. Sterker, juist het (gedeelde) eigenaarschap van vraagstukken en het zich gezamenlijk buigen over oplossingen versterken het gevoel van verantwoordelijkheid en saamhorigheid.
Betekent dit nu een ondermijning van de vertegenwoordigende democratie? En bepleit Code Oranje het afschaffen van de gekozen gemeenteraad? Geenszins! We pleiten ervoor de mogelijkheden van de (lokale) democratie te verruimen, maar zeker niet als een must en al helemaal niet als een blauwdruk! Het gaat juist om extra ‘vormen’ die het (politieke) bestuur en de samenleving in handen krijgen, zodat niet ieder vraagstuk op dezelfde manier behoeft te worden benaderd.
Juist ‘meervoudige’ vormen kunnen maatwerk bieden al naar gelang de aard van het vraagstuk dat zich voordoet. Vraagstukken rond leefbaarheid in de buurt zijn wezenlijk anders dan die rond de regionale economie. De ons vertrouwde (politieke) vertegenwoordigende democratie biedt voor deze ‘gedifferentieerde aanpak’ een stevige basis, maar kan door extra mogelijkheden beter toegerust worden.
Daarbij komt dat er een grote groep inwoners is die zich er niet prettig bij voelen om slechts eens in de vier jaar te stemmen ‘en verder niets’. Een beleving die nog eens versterkt kan worden als het politieke bestuur door interne gerichtheid of profileringsdrang zijn schaduwkanten toont. Het gaat daarbij om mensen die hun talent willen inzetten ten behoeve van de gemeenschap.
Code Oranje bepleit dat gemeenten de ruimte krijgen om hierop in te spelen (niet gedwongen, maar op eigen initiatief!) en te mogen zoeken naar passende vormen van ‘coproductie’ –tot in raadzaal aan toe– en daarin al doende te leren.
De minister heeft inmiddels toegezegd die ruimte te willen onderzoeken en ook de Tweede Kamer verzocht per motie om een inventarisatie. Opdat de overheid zowel effectief als maatschappelijk gelegitimeerd kan blijven (en in sommige gevallen: worden). Immers, ook een overheid op basis van verleende soevereiniteit heeft er baat bij om zich actief te kunnen verhouden tot de (groeiende) onvrede in het verkeer tussen bestuur en burger en tot uitingen van maatschappelijke polarisatie. Het belang daarvan is aanzienlijk en ingegeven door het streven ervoor te zorgen dat die onvrede niet destructief wordt, maar leidt tot betere oplossingen.
De auteur is burgemeester van Vlaardingen en initiatiefnemer van Code Oranje.