Nederland verliest aan concurrentiekracht
Nederland heeft verder aan concurrentiekracht verloren. Volgens de jaarlijkse ranglijst die het Zwitserse onderzoeksinstituut IMD maandag publiceerde, staat Nederland nu op de vijftiende plaats tegen een dertiende positie vorig jaar en een vierde plaats in 2002.
Nagenoeg heel West-Europa holt achteruit. De meeste landen daar voeren nauwelijks noodzakelijke hervormingen door om te kunnen concurreren met Azië en Oost-Europa, zegt prof. Stéphane Garelli van het IMD.
In Nederland speelt mee dat de economie al twee jaar slecht presteert. Ook noemen de ondervraagde bedrijven politieke onzekerheid als reden om ons land lager te waarderen. Het is vele respondenten niet duidelijk welke richting Nederland na het poldermodel opgaat, verklaart Garelli.
Volgens de onderzoeker is de Nederlandse politiek er te weinig van doordrongen dat het sociale zekerheidsstelsel moet worden aangepast. De kosten zijn nu te hoog, wat het voor vele bedrijven aantrekkelijker maakt om productie naar het buitenland te verplaatsen.
De afgenomen concurrentiekracht baart VNO-NCW zorgen. De werkgeversorganisatie meent in een reactie op de nieuwe ranglijst dat Nederland „hard” moet werken aan het verbeteren van zijn vestigingsklimaat. Dat betekent volgens haar een beter beleid voor innovatie, een flexibelere arbeidsmarkt en gunstigere fiscale voorwaarden voor bedrijven.
De moeilijke positie waarin het Westen verkeert, blijkt uit de grote verschillen in de arbeidskosten. In de meeste geïndustrialiseerde landen wordt per uur meer dan 20 dollar aan arbeidskosten betaald. In Duitsland is dat zelfs 30 dollar. Daarentegen betalen India, China en Rusland minder dan 1 dollar. In de nieuwe EU-lidstaat Estland, dat op een halfuur vliegen van Finland ligt, bedragen de gemiddelde loonkosten 2,7 dollar per uur.
„West-Europa moet zijn economieën intelligenter maken”, meent Garelli. „Nu houden de landen zich vast aan wat ze hebben, in plaats van hongerig op zoek te zijn naar succes.”
IJsland, Denemarken, Finland en Luxemburg hebben zich als enige West-Europese landen in de toptien weten te handhaven. Finland en Luxemburg zijn echter wel fors gezakt. Ierland is gestegen van de elfde naar de tiende plaats. De Verenigde Staten zijn nog steeds koploper, gevolgd door Singapore, Canada en Australië.