Kernpunten uit vonnis
Hieronder een aantal kernpunten uit het vonnis van de rechtbank.
„Dit is géén politiek proces want ook een democratisch verkozen volksvertegenwoordiger zoals verdachte staat niet boven de wet.”
„Het standpunt van verdachte dat hij bij een veroordeling wordt beperkt in zijn mogelijkheden om zich te uiten en problemen die hij als politicus waarneemt te benoemen, is dan ook evident onjuist. Een veroordeling betekent slechts dat hij ten aanzien van de strafbare uitlatingen niet wordt beschermd door de vrijheid van meningsuiting. Niets meer en niets minder.”
„Het was de rechtbank niet ontgaan dat verdachte zich meermalen over deze strafzaak en de rechtbank had uitgelaten in berichten op zijn Twitteraccount. Zo schreef verdachte over een ‘neprechtbank’, dat het vonnis al klaar lag en publiceerde hij foto’s van de rechters met een verwijzing naar de politieke partij D66. Een feitelijke onderbouwing daarvan of een toelichting daarop heeft de rechtbank nergens kunnen ontwaren.”
„De rechtbank acht deze reacties een gekozen volksvertegenwoordiger en medewetgever die een te respecteren plaats in de Nederlandse democratische rechtsstaat inneemt, onwaardig.”
„Uit deze (getuigen)verklaringen volgt dat geen sprake was van het alleen maar stellen van een vraag, maar van een vooraf geregisseerde interactie met het publiek. In dat samenspel is de boodschap van verdachte over het voetlicht gebracht.”
„Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de door verdachte gebruikte term ‘Marokkanen’ verwijst naar de in het IVUR (Internationaal verdrag inzake de uitbanning van rassendiscriminatie) opgenomen kenmerken ‘afkomst’, ‘nationale afstamming’ en ‘etnische afstamming’. Daarmee is sprake van een ‘ras’ in de zin van artikelen 137c en 137d van het Wetboek van Strafrecht.”
„De hele Marokkaanse bevolkingsgroep wordt weggezet als minderwaardig ten opzichte van andere Nederlanders. Het is verder volstrekt duidelijk dat verdachte de groep aanspreekt juist omdat ze van Marokkaanse komaf is.”
„Verdachte heeft zijn uitlatingen gedaan op een moment dat hij er zeker van was dat audiovisuele media deze zouden vastleggen en zouden uitzenden op de nationale televisie.”
„Voor het aanzetten tot haat moet in beginsel sprake zijn van een krachtversterkend element, waarbij anderen worden opgehitst of opgeroepen om iets te doen. Van een dergelijk element is bij de uitlatingen van verdachte geen sprake.”