Twijfelachtig of meer PVV-raadsleden bestuurbaarheid zal vergroten
PVV-leider Wilders is optimistisch over de haalbaarheid van zijn plannen om bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2018 in het hele land mee te doen met een lokale PVV-fractie. Dat heeft natuurlijk alles te maken met zijn landelijke succes. Lokaal is de PVV slechts vertegenwoordigd in Almere en Den Haag, maar het aantal gemeenten waarin Wilders bij de laatste Tweede Kamerverkiezingen in 2012 vele duizenden stemmen behaalde, was talrijk. In Rotterdam bijna 37.000, in Amsterdam bijna 24.000 en in Utrecht, Eindhoven, Tilburg, Venlo en Sittard-Geleen ruim 10.000. Gelet op deze verkiezingsuitslagen is het zonder meer gerechtvaardigd om te stellen dat Nederland minimaal honderd gemeenten telt waar voor een lokale PVV-fractie zeker potentie is.
Dat een partij een bij landelijke verkiezingen behaald succes benut om ook de lokale aanwezigheid te versterken, is niet uniek. Neem D66. Deze partij bracht voor de gemeenteraadsverkiezingen van 2014 strategisch in kaart waar zij het bij Tweede Kamerverkiezingen jaar in, jaar uit aardig deed, maar nog niet, of niet meer in de gemeenteraad vertegenwoordigd was. Het leidde tot het besluit om in 34 gemeenten alsnog een kandidatenlijst in te leveren. Het resultaat: 33 nieuwe fracties met 61 raadszetels in totaal.
Is de PVV straks tot zo’n zelfde kunstje in staat? Dat is nog maar de vraag. Bovengemiddeld veel PVV-kiezers zijn laag opgeleid, niet of slechts beperkt in politiek geïnteresseerd en naar men mag verwachten daardoor ook minder snel geënthousiasmeerd om voor een partij op een kandidatenlijst te gaan staan. Kiezers die worden aangetrokken door partijen zoals D66, VVD of PvdA zijn vaak hoger opgeleid, weten in de overheidsbureaucratie vaak aardig de weg te vinden en zijn vanwege hun beroep veelal redelijk vertrouwd met de overleg- en besluitvormingsprocedures die in gemeenteraden gangbaar zijn. Aannemelijk is dan ook dat D66-, VVD- of PvdA-sympathisanten eerder politiek actief zullen worden voor deze partijen dan burgers die verwantschap voelen met de PVV.
Of christenen zich in een D66-, VVD- of PvdA-beleid zullen herkennen, is zeer de vraag. Dat laat echter onverlet dat de beginselen en programmatische uitgangspunten van deze partijen doorgaans voor hun landelijke én hun lokale vertegenwoordigers koersbepalend kunnen zijn.
Ook dat ligt voor de PVV anders. In de Tweede Kamer kiest Wilders immers vol overgave voor het isolement. Dat een PVV-Kamerlid zijn handtekening zet onder een motie, amendement of initiatiefwet van een collega is eerder uitzondering dan regel. De diepste drijfveer van de PVV en Wilders lijkt te zijn gelegen in het ageren tegen een zittend kabinet; vanuit de overtuiging dat alleen de Partij voor de Vrijheid weet wat goed is voor het volk. En vanuit de gedachte dat elk kabinet dat weigert de PVV-agenda uit te voeren, zo snel mogelijk als een hinderlijke sta-in-de-weg naar huis moet worden gestuurd.
Het ligt voor de hand dat Wilders een dergelijke antigouvernementele aanpak ook zal voorschrijven aan lokale vertegenwoordigers; als hij deze al op de been kan krijgen. Dat roept op zijn minst de vraag op of zijn voornemen behalve haalbaar ook wenselijk is.