Peilingen niet verbieden maar negeren
Moeten ze verboden worden, die peilingen? Naarmate de dag van de Kamerverkiezingen, 15 maart 2017, nadert, gaat die vraag ongetwijfeld af en toe weer opspelen.
En zo wereldvreemd is de gedachte niet. In Italië bijvoorbeeld is het verboden om in de laatste vijftien dagen voor een stembusgang peilingen te publiceren. De krant of het tv-programma dat het toch doet, riskeert een boete van maximaal 250.000 euro. Vergelijkbare restricties gelden in Griekenland, Argentinië, Taiwan, Zuid-Korea en Turkije.
Het idee achter zo’n verbod is dat het publiceren van peilingen het democratische proces oneigenlijk beïnvloedt. Zo speelde in Italië in het verleden mee dat kranten en televisiezenders nogal eens in handen waren van rechtse politici. De toenmalige linkse regering wilde voorkomen dat kiezers door partijdige berichtgeving te veel naar rechts werden gedirigeerd.
Dit alles veronderstelt de gedachte dat je door peilingen het gedrag van kiezers kunt sturen, met name door het zogeheten bandwagon-effect: kiezers zouden zich graag aansluiten bij het door de straten marcherende muziekkorps van de vermoedelijke winnaar. Wie vooroploopt in de peilingen gaat daardoor steeds meer vooroplopen.
Onderzoek heeft echter aangetoond dat van zo’n bandwagon-effect nauwelijks sprake is. Dat kan dus niet als argument dienen voor een verbod.
Of peilingen op nog andere wijzen ons kiesgedrag beïnvloeden, staat evenmin rotsvast. Zeker, het heeft er veel van weg dat zij het strategisch stemmen van kiezers kunnen bevorderen. Vooral wanneer peilbureaus en media een sfeer weten te creëren van een vermoedelijke tweestrijd tussen kandidaat A en kandidaat B.
Wordt onze nieuwe premier de CDA’er Balkenende of de PvdA’er Bos? Wordt het Rutte (VVD) of Samsom (PvdA)? Is de berichtgeving in de media eenmaal in dat vaarwater beland, dan is het aannemelijk dat veel kiezers in het stemhokje niet het vakje van hun eerste voorkeur –zeg: GroenLinks of het CDA– rood maken, maar dat van VVD of PvdA.
Maar als dat zo is, rijst meteen de vraag: Is dat erg dan? Heeft een kiezer niet het volste recht strategisch te stemmen? En als hij dat recht heeft, geef hem dan ook maar peilingen om met behulp daarvan een in zijn ogen verantwoorde stem te kunnen uitbrengen.
Een verbod op het publiceren van peilingen is derhalve ongewenst. Zo’n maatregel is in Nederland, dat zozeer hecht aan een vrije en onbelemmerde verspreiding van informatie, ook onvoorstelbaar.
Wat niet wegneemt dat peilingen een fenomeen zijn met ergerlijke kanten. Het meest storend aan de peilingen is echter niet hun effect op kiezers, maar hun effect op de media. Het frequent publiceren van peilingen werkt er sterk aan mee dat beschouwingen en analyses van journalisten al snel een sterke gelijkenis gaan vertonen met sportverslaggeving: Wie wint? Wie verliest? Welke ‘fouten’ heeft Jantje gemaakt dat de kiezers hem niet meer pruimen? En hoe had hij die ‘domme fouten’ kunnen voorkomen?
Een dergelijke focus impliceert haast automatisch een verschraling van de verslaggeving. In de diepste drijfveren van politici zijn journalisten dan niet meer geïnteresseerd; in de inhoud van de plannen van een politieke partij evenmin. Een lijsttrekker wordt niet meer grondig ondervraagd op de kwaliteit, het nut en de haalbaarheid van zijn voorstellen maar alleen op het veronderstelde electorale effect. „Welke kiezers denkt u hier eigenlijk mee te trekken? Gelooft u nu werkelijk dat u uw neergang in de peilingen hiermee kunt stoppen?”
Als dít het grootste nadeel van het publiceren van peilingen is, dan is de oplossing geen verbod maar eerder kritische zelfreflectie door de media. Willen wij journalisten dit eigenlijk wel? Hebben wij uiteindelijk niet veel méér in huis? En zo ja, zullen we Maurice de Hond dan eens een tijdje negeren en ons weer werkelijk gaan verdiepen in de inhoud van de politiek?