Een zwarte huishoudster in de schuur
Het werk van de vroegere huishoudster in Nederland zal niet altijd gemakkelijk geweest zijn. Toch was haar leven onvergelijkbaar met het zware bestaan van een huishoudster in Zuid-Afrika. Die mocht zelfs niet bij haar eigen man wonen.
De zwarte huishoudster hoort bij Zuid-Afrika. Honderdduizenden blanke gezinnen in Johannesburg, Kaapstad en Pretoria hebben een zwarte vrouw in dienst die het huishouden draaiende houdt. Deze praktijk begon al in 1652, toen Jan van Riebeeck en zijn vrouw Maria het 10-jarige meisje Eva Krotoa, afkomstig uit de inheemse Khoigemeenschap, als kinderoppas in dienst namen.
In haar omvangrijke boek ”Bíjna familie. De huishoudster in het Zuid-Afrikaanse gezin” laat de Amsterdamse hoogleraar Ena Jansen (geb. 1951) zien hoe vanzelfsprekend het gedurende de afgelopen eeuwen in Zuid-Afrika was dat het zware huishoudelijke werk door zwarte vrouwen werd verricht. Het woord ”huishoudster” is in wezen veel te riant en dekt de lading maar zeer ten dele. Het was eerder slaafse arbeid. Schoonhouden van de kamers, bedden opmaken, boenen, koken en afwassen waren vaste onderdelen van het dagelijkse pakket aan taken. Daar kwam in veel gevallen de zorg voor de kinderen van het gezin nog bij. Het waren lange werkdagen, waarvoor de ”meid” slechts een schamel loon ontving.
De huishoudster in Nederland zal het ook niet altijd gemakkelijk hebben gehad, maar haar taak was onvergelijkbaar met het zware werk van haar Zuid-Afrikaanse evenknie. Wanneer de Zuid-Afrikaanse huishoudster in een optrekje, vaak een schuur, in de tuin van haar baas en bazin mocht wonen, was haar leven ondanks haar eigen kleine huis uiterst ingeperkt. Wanneer ze getrouwd was, stond de wet niet toe dat haar man bij haar introk. Voor het huwelijk had dit rampzalige gevolgen. Baby’s mochten een jaar bij de moeder blijven, maar moesten vervolgens naar de oma of tante in een ver thuisland. Terwijl de zwarte huishoudster haar liefde en genegenheid aan de blanke kinderen schonk, moesten haar eigen kinderen hun moeder de meeste tijd van het jaar missen.
Ena Jansen geeft een helder overzicht van de wetgeving in Zuid-Afrika door de eeuwen heen, die het leven van zwarte vrouwen en mannen in de steden aan strenge beperkingen onderwierp. Zij wijst terecht op de verwarrende situatie waarbinnen blanke kinderen opgroeiden. De band van de kinderen met de zwarte hulp was zeer sterk, soms zelfs sterker dan die met de eigen moeder. De zwarte huishoudster troostte hen, zong liedjes, deed hen in bad en in bed en vertelde verhalen voor het slapengaan. Vanaf een bepaalde leeftijd was het echter taboe voor blanke jongeren om te intiem met hun zwarte tweede moeder om te gaan. Het gevolg was een innerlijke strijd tussen de loyaliteit jegens de vrouw die als een moeder voor hen was geweest enerzijds en de gehoorzaamheid aan de staatswetten en de afgedwongen distantie anderzijds. De uitweg uit dit dilemma is vervolgens het uitvergroten van de idyllische voorstelling uit de kinderjaren die de herinneringen overheerst en de lastige vragen negeert.
Dit boek biedt belangrijke kennis over Zuid-Afrika van sociaal-culturele aard. Dat belang ligt in de rol van de zwarte huishoudster als wezenlijk deel van de Zuid-Afrikaanse samenleving in verleden en heden. Daarnaast laat Jansens boek zien hoe de zwarte huishoudster in de literatuur van Zuid-Afrika is verbeeld. Het spectrum reikt van de idylle in Alba Bouwers ”Stories van Rivierplaas” en ”Ek en my bediende” van Minnie Postma tot het schrijnende ”Die Swerfjare van Poppie Nongena” door Elsa Joubert uit 1978. Dit laatstgenoemde boek schetst het zware, uitzichtloze leven van de vrouw Poppie Nongena als gevolg van de paswetten die haar opjagen van de ene plek naar de andere. ”Die Swerfjare van Poppie Nongena” sloeg in als een bom en opende de ogen van de blanken voor het onrecht dat de zwarte vrouwen werd aangedaan.
Aan de literatuur van Zuid-Afrika over de zwarte huishoudster besteedt Ena Jansen het grootste deel van haar boek. Haar boek bevat een schat aan informatie over romans (Brink, Coetzee, Gordimer,Van Heerden etc.), interviews, autobiografische verhalen en journalistieke verslagen (Van Dis, Vermeulen). De complexiteit van de Zuid-Afrikaanse maatschappij komt daarmee duidelijk in beeld.
De kennis van de Zuid-Afrikaanse literatuur is met dit boek zeer verrijkt. Er zullen ongetwijfeld vervolgstudies komen. Die zouden het accent op de meer populaire literatuur kunnen leggen.
Boekgegevens
Bíjna familie. De huishoudster in het Zuid-Afrikaanse gezin, Ena Jansen; uitg. Cossee, Amsterdam, 2016; ISBN 978 90 5936 677 0; 410 blz.; € 24,95.