Arts is lastpak liever kwijt dan rijk
Warrige, lastige patiënten kunnen een huisarts soms tot wanhoop drijven. De regels van het vak zijn echter klip-en-klaar: in de spreekkamer verdient iedereen aandacht en respect. Wie een patiënt afpoeiert en min of meer aan zijn lot overlaat, heeft in een tuchtprocedure dan ook het nodige uit te leggen.
1. geschil
Te laat, zo stelt de huisarts geërgerd vast. Een blik in de agenda leert dat een van de vaste cliënten van de praktijk allang in de wachtkamer had moeten zitten. Niet dus, zo blijkt. Omdat haar andere patiënten zich al wel hebben gemeld, gaat het spreekuur door. De verlate bezoekster, die lang op haar taxi heeft moeten wachten maar uiteindelijk wel arriveert, wordt ingepland voor een consult aan het eind van de ochtend. Ze staat bekend als een lastige tante en is in het gezelschap van een verpleegkundige die in opdracht van de gemeente bemoeizorg aan zorgmijders verleent.
De lastige dame meldt zich ongeveer maandelijks aan de balie, soms aangekondigd en soms ook niet. Haar bloedsuikerspiegel moet periodiek worden gemeten. Ook schrijft de huisarts kalmerende middelen voor. Complicerende factor is echter de grote afstand tussen de praktijk en haar woning, aan de andere kant van de stad. Dat geeft de nodige strubbelingen. Bovendien maakt de lange reistijd het afleggen van een vlug bezoekje tussendoor niet altijd mogelijk.
Keer op keer is de vrouw daarom aangeraden op zoek te gaan naar een andere praktijk, dichter bij huis. Tevergeefs.
Door de vertraagde binnenkomst verloopt ook de nieuwe ontmoeting stroef. De verpleegkundige schetst kort wat er eerder is voorgevallen. Toen ze haar cliënte drie dagen geleden thuis opzocht, trof ze een versufte, op haar benen wankelende vrouw aan die het gevoel had ieder ogenblik „dood” neer te kunnen vallen. De afspraak met de huisartsenpraktijk is gemaakt, nadat zij daar met klem op aandrong. Het betreft zogezegd een spoedafspraak.
Over wat er nadien zoal passeert, zullen de arts en de vrouw later tegenstrijdige verklaringen afleggen. Vast staat dat de huisdokter de suggestie om naar een andere praktijk te gaan die dag opnieuw opwierp én alvast begon om haar als nieuwe patiënt aan te melden bij een collega. Vast staat ook dat de vrouw die dag niet lichamelijk is onderzocht, maar alleen een doorverwijsformulier meekreeg voor bloedonderzoek in het ziekenhuislaboratorium. Vast staat verder dat de arts de zorgwekkende uitslag van het onderzoek heeft doorgemaild en gefaxt naar de praktijk van haar collega die nog druk doende was de nieuwe patiënte in het systeem te krijgen.
Pas vier dagen later kreeg deze arts de gegevens onder ogen en kon hij de vrouw doorverwijzen naar het ziekenhuis. Daar belandde ze op de afdeling intensive care, waar ze gelukkig opknapte, waarna ze weer terug kon keren naar huis.
2. standpunten
Waarom is de patiënte op de bewuste dag niet in de huisartsenpraktijk onderzocht? Nogal wiedes, zegt de dame in kwestie tegenover de tuchtraad, de huisarts moest haar niet en wilde van haar af. Nee, zegt de arts op haar beurt, de vrouw wilde alleen snel-snel wat tabletten krijgen, maar weigerde onderzocht te worden. Een patstelling dus, maar geen einde verhaal.
Wat blijkt? De verpleegkundige die de vrouw vergezelde naar de huisartsenpraktijk stuurde nog diezelfde dag uit voorzorg alvast een e-mailbericht naar de huisartsenpraktijk waar zij als nieuwe patiënt zou worden ingeschreven. Daarin schrijft zij dat de aangeklaagde huisarts „niets wilde doen.”
In een nieuwe verklaring die zij ten behoeve van de tuchtprocedure op papier zet, blijft ze bij die lezing. De huisarts zei met zoveel woorden: Met zulke patiënten valt nu eenmaal geen land te bezeilen, en liet het vervolgens bij een doorverwijzing naar het ziekenhuislaboratorium.
3. oordeel
Wat noteerde de huisarts die dag in het patiëntendossier? Voor het medisch tuchtcollege is dat dé vraag. In het document staat kort en bondig te lezen: „Mevrouw wil niet naar een nieuwe huisarts en wil nu nog niet haar het ziekenhuis.”
Duidelijke taal? Nee, vindt de tuchtraad, want er staat niet expliciet vermeld dat de patiënte geen onderzoek wilde. Dat is vreemd, want als die weigering echt zo hardnekkig was, dan zou de huisarts haar collega aan wie zij de patiënte wilde overdragen daar toch wel duidelijk op hebben geattendeerd?
Waarom het uitslagenformulier van het laboratorium zo laat op zijn bestemming kwam, blijft gissen. Wat voldoende vaststaat, is dat de arts die ochtend niet of nauwelijks heeft geprobeerd de patiënte te overreden om zich te laten onderzoeken. Ze koos voor een passieve opstelling en daarmee, zegt de raad, deed ze de patiënt te kort.
Wat volgt, is een zakelijke terechtwijzing; een waarschuwing.