Miskotte was meer een boeiende profeet dan een schoolse dogmaticus
De hervormde theoloog K. H. Miskotte (1894-1976) is een van de meest complexe theologen in Nederland geweest. Hij liet zich inspireren door een uitzonderlijke combinatie van denkbeelden van Barth, Kohlbrugge, mystici, kunstenaars en moderne filosofen en schrijvers. In zijn element was hij in zijn contact met de onkerkelijken en nihilisten van deze tijd.
Veertig jaar na zijn overlijden ligt er een eerste –grote– biografie van deze markante theoloog in de boekhandel. Auteur is de historicus en schrijver Herman de Liagre Böhl.
Kornelis Heiko Miskotte werd op 23 september 1894 geboren en groeide als enige zoon op in het vijf kinderen tellende gezin in Utrecht. Zijn ouderlijk huis werd gestempeld door Kuyper van vaders kant en „vader Kohlbrugge” van de kant van zijn moeder.
Miskotte ging theologie studeren in Utrecht, waar al snel zijn bovenmatige intelligentie bleek. Hij werkte hard, las alles wat los en vast zat, maar gaf geen prioriteit aan zijn tentamens. Met tegenzin werd hij hervormd predikant, eerst in Kortgene, later in Meppel, Haarlem, Leiden en Amsterdam, totdat hij in 1945 kerkelijk hoogleraar dogmatiek in Leiden werd.
Miskotte is altijd een moeilijke en haast onmogelijke gemeentepredikant geweest, zo blijkt uit Böhls biografie. Hij leed onder het wantrouwen van zijn gemeenteleden en hun afkerigheid van zijn vaak hooggegrepen preken. Velen konden hem niet volgen. Miskotte bleef een hoogdravende en kwetsbare intellectueel die zijn draai niet kon vinden onder gewone mensen, hoewel hij juist als ”rooie dominee” in sociaal opzicht affiniteit voelde met de minst bedeelden in de samenleving.
Miskotte paste in ieder geval niet in de beslotenheid van een dorpsgemeente en had de stedelijke omgeving nodig om zijn belangstelling voor kunst en cultuur te kunnen bevredigen. Het meest gelukkig heeft hij zich in de hoofdstad gevoeld. Hij kwam pas tot zijn eigenlijke bestemming toen hij in Amsterdam vrijgesteld werd om aparte zondagsdiensten voor buitenkerkelijken te gaan leiden, vooral jongere mensen die van de kerk vervreemd waren. De diensten waren een uitermate groot succes. Zijn diensten begonnen om halftwaalf en er waren dominees die hun eigen tienuursdienst tijdig lieten eindigen om erbij te kunnen zijn.
Als hoogleraar dogmatiek in Leiden werd hij door zijn collega’s gewantrouwd omdat hij niet paste in de historische traditie van vrijzinnigheid die deze faculteit kenmerkte. Hij was bovendien geen geleerde in de gewone zin van het woord, meer een boeiende profeet dan een schoolse dogmaticus, aldus Böhl. Zijn colleges waren bijzonder. Hij sprak los van het papier, alleen met een lijstje steekwoorden bij de hand, wat de levendigheid van zijn voordracht verhoogde. Om te citeren nam hij zo veel boeken mee dat de lessenaar er bijna onder bezweek.
Kohlbrugge
Biograaf Herman de Liagre Böhl is een achterkleinzoon van de predikant H. F. Kohlbrugge (1803-1875). Kohlbrugge was voor Miskotte vanaf zijn jeugd –via zijn moeder– een bekende figuur geweest. De kern van Kohlbrugges theologie was dat de gelovige onheilig in zichzelf is en blijft, maar tegelijkertijd heilig is in Christus. Vroomdoenerij en religieuze zelfverheffing wees hij beslist van de hand.
Miskotte had zelfs op Kohlbrugge willen promoveren, maar daar kwam uiteindelijk niet van. Kohlbrugges opvattingen vormden wel de aanleiding tot Miskottes dissertatie ”Het wezen der joodse religie” (1932), met name diens uitspraak „Als ge de Thora begrijpt, begrijpt ge de hele Bijbel.” In deze dissertatie vergeleek Miskotte de heiligingsleer met de joodse godsdienstfilosofie, aan de hand van denkers als Hermann Cohen, Martin Buber, Franz Rosenzweig, Ernst Bloch en Franz Kafka.
Miskotte verweet de (moderne) joodse theologen dat zij al te humanistisch waren ingesteld. Tegelijk constateerde hij dat het christendom te weinig voeling had met het Oude Testament. Miskotte greep zich aan het eind van zijn dissertatie vast aan de boodschap van Kohlbrugge. In diens radicale heiligingsleer vond hij het enige reële alternatief voor de joodse religie. Miskotte leerde van Kohlbrugge dat het Oude Testament niet slechts een voorfase, maar het fundament is van het christendom, zoals de Tenach dat is van het jodendom.
Nazisme
Miskotte gebruikte in zijn verzet tegen het opkomende nazisme het Oude Testament als wapen, met name in zijn meesterwerk ”Edda en Thora” (1939). Hij beschreef daarin profetisch de tegenstelling tussen de Germaanse mythologie –prototype van het heidendom en herleefd in de nazi-ideologie– en de Thora. Het heidendom vergoddelijkte in zijn optiek het bestaande, het jodendom kwam daartegen in opstand, uit naam van de gerechtigheid. Het heidendom vereerde het noodlot; het jodendom koesterde het verbond, de ontmoeting; en de christen leefde van genade.
Nihilisme
In zijn grote boek ”Als de goden zwijgen” (1956) beschreef Miskotte opnieuw de grote strijd tussen de God van Israël en het heidendom, nu vanuit het gezichtsveld van de moderne, nihilistische mens. In ”Edda en Thora” sprak hij nog over drie menstypen: de heiden, de jood en de christen. Nu was er sprake van de ”vierde mens”, die nergens meer in gelooft en niet geïnteresseerd is in de vraag of God ooit heeft bestaan. Hij weet alleen dat Hij zwijgt en dat de mens aan een immense stilte is prijsgegeven.
En juist hier raken, aldus Miskotte, de nihilist en het Oude Testament elkaar. Tegen een achtergrond van een massieve stilte heeft Israël het Woord van Jahweh ontvangen, de openbaring van ”de Naam”, zoals Miskotte bij voorkeur de openbaring van de God van Israël uitdrukte. Miskotte schreeuwt het als het ware van de daken: voor wie zich gevangen voelt in de diepe stilte van het niets, kan de boodschap van het Oude Testament verlossing brengen.
Miskotte beschouwde dit werk dan ook als zijn beste boek, en zo is het ook door recensenten ontvangen. Hij bedoelde het als studieboek voor de leerhuizen. De ”randkerkelijken” en de ”nog-kerkelijken”, die dreigden af te drijven in de richting van de ”vierde mens”, moesten tijdig met het onvervalste Oude Testament in aanraking komen en daardoor een werkzaam tegengif ontvangen. Miskotte vond het niet nodig dat zij ’s zondags in de kerk gingen zitten; beter was om in een zaaltje naast de kerk teksten te lezen uit ”Als de goden zwijgen” en het Oude Testament.
Barth
Uitvoerig komt in de biografie Miskottes relatie tot de Zwitserse theoloog Karl Barth (1886-1968) aan de orde. Miskotte introduceerde Barth in Nederland en had intensief contact met hem, waarbij hij overigens zijn zelfstandigheid behield. De nadruk op Christus’ genade en de afkeer van het vereenzelvigen van het christendom met politieke en kerkelijke gestalten, verbond hem aan Barth, met wie hij ook het verzet tegen het nazisme deelde. Bijna vier decennia lang, van begin jaren dertig tot Barths dood in 1968, zijn Barth en Miskotte goede vrienden van elkaar geweest.
Miskotte werd na de Tweede Wereldoorlog de man van de Doorbraak: niet langer moest het geloof bepalend zijn voor de politieke keuze. Hij sloot zich aan bij de Partij van de Arbeid. Miskotte was afkerig van maatschappelijke ongelijkheid en had sympathie voor de arbeidersbeweging, die hij beschouwde als voortzetting van de joods-christelijke traditie op het vlak van maatschappijhervorming. Met een zekere woede keerde hij zich tegen kapitalisme en conservatisme. Ook op dat vlak was hij verwant aan Barth, die tegen christelijke politiek was en een aanhanger van de sociaaldemocratie.
Miskotte verfoeide het denken van de gereformeerde voorman Abraham Kuyper en las bewust geen enkele christelijke krant („Op géén christelijk dag- of weekblad meer geabonneerd!”). Hij schreef ironisch over de kuyperiaans-gereformeerde benepenheid: „Zij bepalen sterk het aangezicht van het ”Christendom” naar buiten, het christendom dat de kunstenaar wantrouwt, maar de makelaar niet, dat de bioscoop als zedelijk gevaar ziet, maar de fabriek niet, dat de ”jazzband” werelds acht, maar het ”snotverkouden harmonium” christelijk, dat de lippenstift verwerpt, maar de krulspelden hanteert, dat de loterij in de naam des Heren bestrijdt, maar de beurs tot de ordinantiën Gods rekent.”
Toch wist Miskotte de geestelijke inzet van de Afscheiding (veel meer dan die van de Doleantie!) te waarderen, wat te maken had met zijn mystieke en bevindelijke inslag. Maar ook de Afscheiding verzandde volgens hem weer in sektarisme, met name door het splitsen van de verbondsgemeente in bekeerden en onbekeerden en door de overtuiging dat de mens op grond van zijn ervaring kon weten of hij uitverkoren is, wat voor Miskotte weer de zelfverheffing van de vrome mens was.
Psalmberijming
Na de Tweede Wereldoorlog maakte de Nederlandse Hervormde Kerk een herleving door. Het beviel Miskotte dat zijn kerk zich omvormde tot een democratische gemeenschap en ook dat zij politiek engagement begon te tonen. Hijzelf was bij deze ontwikkelingen betrokken via het opstellen van enkele belangrijke publicaties namens de synode. Böhl: „Het was net als in de oorlog: Miskotte was de man bij wie de Hervormde Kerk moest zijn voor een pakkende tekst.”
Geen enkele synodale opdracht heeft Miskotte met zo veel plezier vervuld als die van het voorzitterschap van de commissie voor de Nieuwe Psalmberijming. Zijn taal- en stijlgevoel, zijn literaire belezenheid en zijn kennis van het oudtestamentische idioom kwamen hem bij dit project uitstekend van pas.
De berijming kwam terecht in het Liedboek voor de Kerken van 1973, samen met ruim 400 andere liederen. Miskotte heeft deze uitgave nog net meegemaakt. Met voldoening keek hij op het commissiewerk terug. Hij merkte eens op dat hij zich in zijn leven op twee plekken het meest heeft thuis gevoeld: als dominee in Amsterdam-Zuid en in de kring van de psalmberijmers.
Kunstenaarsgaven
Onmiskenbaar was Miskottes originaliteit, die vooral lag in zijn kunstenaarsgaven, zijn taalbeheersing en zijn visionaire kracht. Hij was geen dominee die elke week dezelfde soort preek hield, aldus Böhl. In de kerkelijke wereld was hij een vreemdeling, omdat kunst en cultuur bij de meeste gemeenteleden en ambtsdragers een niet zo’n grote rol speelden. Hij was een mens van paradoxen, vol wantrouwen in zichzelf, behept met een overgeleverd minderwaardigheidscomplex dat hij compenseerde met een geweldige geldingsdrang, zich onder meer uitend in een grote publicatiedrift.
Die laatste loog er niet om. Böhl geeft goede samenvattingen van de hoofdwerken van Miskotte, zijn boeken over Job, Ruth, de socialistische dichteres Henriette Roland Holst, het befaamde –en dit jaar opnieuw uitgegeven– ”Bijbels ABC”, het apocalyptisch geladen ”Hoofdsom der historie”.
Toen Miskotte in Voorst zijn laatste dagen sleet, was zijn kracht aangetast. Er volgden geen meesterwerken meer. Hij had in 1959 van Leiden afscheid genomen als gevolg van psychische en somatische kwalen, mede het gevolg van het feit dat hij als workaholic roofbouw pleegde op zijn lichaam. Tot diep in de nacht zat hij vaak te lezen en te schrijven; twintig jaar lang gebruikte hij slaappillen.
Miskotte besteedde aan het eind van zijn leven veel tijd aan het redigeren van bundels van verzamelde artikelen. Verschillende van zijn werken werden in het Engels en Duits vertaald, zodat ook internationaal zijn ster rees. Zijn pastorie De Olde Wheme kreeg het karakter van een bedevaartsoord van zijn bewonderaars.
In de laatste zes jaar van zijn leven raakte hij toenemend aan het dementeren. Miskotte overleed, ruim 81 jaar oud, in Voorst op 31 augustus 1976.
Betekenis
Wie Miskotte vanuit reformatorisch oogpunt beoordeelt, kan moeiteloos veel kritiekpunten opnoemen. Is het niet zijn barthiaans-massieve kijk op de verzoening, dan wel zijn socialistische sympathieën of zijn voor velen te open blik voor de moderne cultuur. Zoals Kohlbrugge zich tegenover Kuyper op één hoop gooide met de wereld –in plaats van deze te onderscheiden in wedergeborenen en niet-wedergeborenen–, zo vereenzelvigde Miskotte zich met de moderne cultuur.
De leegte en zinloosheid daarvan voelde hij zich ook in zichzelf. Vandaar ook zijn geweldige hang naar bevinding en mystiek. „Stel je voor”, zei hij eens, „dat je dat tot in je vingertoppen weet, dat je zonden vergeven zijn, stel je voor. Dat is de hoogste bevinding.” Hij las al in Kortgene oude schrijvers om zich tegen de innerlijke twijfel te wapenen. Hij doorspekte zijn preken met Oudhebreeuwse begrippen uit de tale Kanaäns.
Miskotte behoort tot de theologen die niet pasten in de reguliere theologie van de universiteit. Zijn werken waren vaak te weids en te kunstzinnig om wetenschappelijk verantwoord te zijn, hoewel ze getuigden van een enorme belezenheid. Buskes noteerde: „Wat deze man gelezen en verwerkt heeft, grenst aan het onmogelijke. De kultuur der eeuwen is door zijn hoofd en hart heen gegaan. Maar bij dit alles wist hij en weet hij, weet hij steeds meer van het gezag, dat uitgaat van het Woord Gods.”
De actualiteit van Miskotte ligt in zijn solidariteit met de moderne mens en het besef dat de vrome, kerkelijke mens evenzeer van genade moet leven als de wereld. De kerk leeft vaak te geïsoleerd van de wereld. Zo had Miskotte al heel vroeg scherp het antichristelijke karakter van het nazisme in de peiling, waarvoor velen in de rechterflank van de reformatorische kerken in die tijd nagenoeg blind waren.
Miskotte was een buitengewoon complexe en paradoxale persoonlijkheid die ook na het lezen van deze biografie een geheim blijft. Hij heeft zichzelf nooit kunnen doorgronden, laat staan dat zijn lezers dat zo vele decennia na hem zouden kunnen.
Profeet tegen nazisme
Miskotte is een van weinige theologen in Nederland geweest die zich scherp tegen het nazisme verzetten, in woord en geschrift. Hij was woedend over de vernietiging van het Joodse volk en zag hierin ook de ondergang van de westerse cultuur. Het bracht hem al in de beginjaren dertig tot de uitroep: „God, laat me sterven vóór ze bij ons zijn.” Hij liep volgens Böhl wat het protestantse verzet betreft evident voor de troepen uit.
Miskotte keerde zich tegen wat hij noemde „de complete satanische terreur” en noteerde dat Jodenhaat niets anders is dan mensenhaat en de dood van het christelijk Europa. De Duitse machthebbers waren God vijanden, de Jodenhaat en mensverachting kwamen uit één bron: de haat tegen de God van Israël. „De Jodenhaat berust op de meest fantastische leugens, alleen te vergelijken met de heksenwaan in de Middeleeuwen. Maar bijzonder walgelijk wordt zij door het bijgemengde farizeïsme.”
De hele oorlog door was Miskotte betrokken bij illegale activiteiten, zoals de Lunterse Kring. Hij gaf geestelijk leiding aan het verzet dat leefde onder de protestanten, vooral door het schrijven van opruiende pamfletten tegen het Duitse bewind. Zijn gezin had onderduikers in huis. Dat Miskotte nooit gevangen is genomen of vastgezet als gijzelaar, is een wonder. Wel verkeerde hij in voortdurende angst voor een arrestatie.
Miskottes strijd tegen het nazisme in de kerk werd publiekelijk geëerd toen hij op 9 mei 1945 in de Nieuwe Kerk te Amsterdam de bevrijdingspreek hield onder de titel ”Gods vijanden vergaan”.
Complexe persoonlijkheid
Miskotte wordt vaak een ”kunstenaar onder de theologen” genoemd. Een bekende anekdote is wat hij tegen George Puchinger zei toen deze hem interviewde in de oude pastorie in Voorst, met daarin twee grote kamers met boeken – in totaal 180 meter. In de ene kamer stond theologie, „dat is mijn vrouw”, zei hij, en lachend, wijzend op een tweede kamer gevuld met literatuur en kunst: „hier hebt u mijn maîtresse.” Voor Miskotte was de moderne literatuur een vindplaats van het moderne levensgevoel, en hij gebruikte het ook in zijn theologie. Miskotte bewonderde onder meer de Joodse componist Gustav Mahler, met wie hij ook geestelijk veel verwantschap had, gezien de thema’s van lijden, innerlijke verscheurdheid, levensvreugde en doodsverlangen.
Miskotte bleef een complexe persoonlijkheid. Hij leed aan twijfel en ongeloof, en interpreteerde het leed in zijn privéleven –hij verloor zijn vrouw en tweede dochter binnen enkele dagen aan een voedselvergiftiging– als een straf voor eigen tekort in gemeente en huwelijk. Böhl: „Hij was een veel aangevochtener, veel getergder mens dan velen van deze overtuigende prediker dachten.” Hij hield dat alles echter voor zich, was daarin een onbegrepen Einzelgänger.
Miskotte leed zijn hele leven aan depressiviteit, vooral verwekt door zijn schuldgevoel, twijfelend aan zijn vermogen en aan het recht om prediker te zijn. Böhl: „Hij wentelde zich vaak diep in het stof, waarbij hij zichzelf –in volle bevindelijkheid– bombardeerde tot de grootste slechterik aller tijden.” Maar toch, uit al die angst en twijfel kwam hij volgens zijn biograaf steeds weer opgelucht en blij tevoorschijn. Aan het eind van zijn leven verscheen in plaats van zijn mystieke ervaringen een toenemende bevindelijkheid. Böhl: „In die emotionele geloofstoestand kwam hij, de zondaar, oog in oog met God te staan en werd hij (van bovenaf) gereinigd van onvermogen en zondigheid.”
Boekgegevens
”Miskotte. Theoloog in de branding, 1894-1976”, Herman de Liagre Böhl; uitg. Prometheus, Amsterdam, 2016; ISBN 978 90 351 4480 4; 360 blz.; € 35,-.