„Tezamen tegen de Heere en tegen Zijn Gezalfde.”

Zij die oorlogen hebben gevoerd tegen de Verlosser –Die door de Heere van allen en door God Zelf tot de mensen gezonden is– waren onwetend. En zij die Zijn leer hebben vervolgd en het de kerk in verschillende tijden hebben moeilijk gemaakt (ik bedoel de vorsten en de koningen der aarde) waren onwetend. Ze wisten niet dat ze niet alleen tegen Christus, maar ook tegen Hem, God de Vader door Wie Christus gezonden is, hun goddeloosheid hadden begaan.

Wij zien dat in deze profetie duidelijk uitgedrukt wordt dat Christus door een heimelijk complot van mensen aangevallen zou worden. In het volgende gedeelte wordt Hij expliciet de Zoon van God genoemd. Maar ook leren wij dat alle volken der aarde tot een erfenis aan Hem geschonken moeten worden door de Vader.

De heilsgeschiedenis laat zien dat al die zaken in onze ene Verlosser vervuld zijn. „Maar er zijn bij de Joden ook andere ‘gezalfden’ geweest, namelijk de priesters en de koningen van dat volk”, zegt u misschien. Leg mij dan uit op wie dat wat in de profetie gezegd wordt betrekking kan hebben? Dat kan alleen op Christus, is het antwoord.

Eusebius van Caesarea, 
bisschop te Caesarea

(”Commentaar op Psalm 2”)