Essays van C. S. Lewis: klompjes goud tussen het stof
Vertaler Arend Smilde en uitgever Dingeman van Wijnen blijven nieuwe schatten opdelven uit het verzamelde werk van de Britse apologeet C. S. Lewis (1898-1963). Al zijn we langzamerhand wél bij de restpartijen aangeland.
De bundel ”De tijdloze kern”, met 22 voor het eerst in het Nederlands vertaalde stukken, wordt gepresenteerd als één geheel met de bundel ”De zeebries der eeuwen” van drie jaar geleden. Samen bevatten ze de complete vertaalde inhoud van de grote verzameling essays die in 1970 in Amerika verscheen onder de titel ”God in the Dock”.
De nieuwe bundel gaat (hoe kan het anders bij Lewis) over de grondslagen van het christelijk geloof, over apologetiek, over het belang van dogma’s, over het geloof in wonderen, over liturgie, over het gebed, over het lijden van dieren, over Kerst, over pacifisme en over de verzorgingsstaat. Allemaal boeiende thema’s, maar wat wél goed merkbaar is, is dat de beste stukken door de Nederlandse vertaler en uitgever het eerst uitgekozen zijn, en dat wat nu voor deze tweede bundel overblijft in verschillende opzichten moeilijker toegankelijk is. Niet gedacht dat ik ooit van Lewis zou zeggen dat zijn werk gedateerd aandoet –dit boek heet tenslotte ”De tijdloze kern”– maar toch is dat soms zo.
Dat kan komen door de vorm, bijvoorbeeld bij opinieartikelen en ingezonden brieven die alleen in de context van een hele discussie helder worden. Het kan ook te maken hebben met de inhoud. Bijvoorbeeld in het stuk waarin Lewis het probleem van de oprichting van een christelijke partij beschouwt: hij ziet zo’n partij veranderen in een fascistische, communistische of conservatieve partij – afhankelijk van het soort christenen dat het er voor het zeggen zal hebben. Zo’n stuk (geschreven in 1941) is op zichzelf zeker de moeite waard, maar het idee zou voor vandaag op z’n minst actualisering verdienen.
Zo zijn er meer voorbeelden. Bijvoorbeeld het stuk over het probleem van het lijden bij dieren, of de beschouwing over eenheid onder christenen. De onderwerpen zijn op zichzelf vaak heel interessant en nog altijd actueel, maar de uitwerking is tijdgebonden. Wie eruit wil halen wat erin zit, zal als lezer zélf de vertaalslag moeten maken.
Als Lewis bijvoorbeeld schrijft over de verschillen tussen rooms-katholieken en anglicanen, en de oude dogmatische conflictpunten, is dat voor een Nederlandse gereformeerde protestant uit de 21e eeuw niet altijd herkenbaar. Maar wél herkenbaar en leerzaam en breder toepasbaar zijn de algemene wijsheden die hij in zo’n stuk te berde brengt. Niet de meest ruimgeestige gelovigen zijn volgens hem de bouwstenen voor de oecumene, maar juist die gelovigen die in het hart van hun eigen gemeenschap zitten. „Wanneer we een bepaald soort hemelse eenheid aantreffen tussen waarlijk vrome mensen van verschillende belijdenis –een wederzijds begrip en zelfs een vermogen om elkaar op te bouwen dat ze misschien niet hebben voor de lauwe leden van hun eigen denominatie– moeten we dat toeschrijven aan het werk van Christus.”
De teksten van Lewis vragen het hier en daar om afgestoft te worden. Zijn logische en soms vrij abstracte manier van redeneren lijkt steeds verder van de hedendaagse gevoelswereld vandaan te raken, en dat merk je zéker in deze bundel met tamelijk tijdgebonden discussiestukken. Maar wie de moeite neemt, ontdekt nog altijd onversneden klompjes goud onder en tussen het stof.
Boekgegevens
”De tijdloze kern”, C. S. Lewis; uitg. Van Wijnen, Franeker, 2016; ISBN 978 90 5194 526 3; 286 blz.; € 14,95.