Opinie

Het volk contra de elite

Populistische leiders verwoorden het protest van bepaalde bevolkings­groepen tegen het establishment. Als ze succesvol zijn, betekent dat echter dat er een nieuwe, concurrerende elitegroep ontstaat.

dr. C. S. L. Janse

19 November 2016 15:48Gewijzigd op 16 November 2020 08:42
beeld AFP, Chip Somodevilla
beeld AFP, Chip Somodevilla

De overwinning van Donald Trump maakte niet alleen duidelijk dat peilingen altijd met een bepaalde onzekerheidsmarge omgeven zijn (iets wat deskundigen al lang wisten), maar ook dat er bij brede lagen van de bevolking grote aversie bestaat tegen de heersende elite. Die zou vervreemd zijn van het gewone volk en geen oog hebben voor hun noden en zorgen. Ook in Europa zijn veel van dergelijke signalen op te merken.

Dat dictatoriale landen geregeerd worden door een kleine elitegroep zal duidelijk zijn. Maar ook in een democratisch bestel is er sprake van een politieke elite die de belangrijke posities bezet en grote invloed heeft. Democratie is geen regering door het volk in de strikte zin van het woord.

Concurrerende elites

Wel is kenmerkend voor een democratisch bestel dat er sprake is van concurrerende elites. Met name bij de verkiezingen is dat duidelijk. Om hun positie te behouden en zo mogelijk te versterken, moeten zij hun achterban mobiliseren en nieuwe kiezersgroepen aan zich zien te binden.

Zeker in Nederland was er vroeger (een halve eeuw geleden) sprake van een duidelijke binding tussen de politieke elites en hun achterban. Thans is dat veel minder het geval. Vandaar dat de verkiezingen iedere keer weer forse verschuivingen te zien geven. De thuisblijvers en de zwevende kiezers zijn de grootste ‘partijen’ geworden.

Processen van individualisering en ontideologisering werken hierin door. Politieke ideologieën hebben hun aantrekkingskracht verloren en de binding aan kerk en godsdienst is bij velen verdwenen of ingrijpend minder geworden. Vandaar dat de hechte zuilen van vroeger niet meer bestaan. Ook het aantal mensen dat lid is van een politieke partij is fors terug­gelopen. Burgers hebben geen band meer met de Haagse politici. Hun geloofwaardigheid staat bovendien laag genoteerd. De kleine christelijke partijen, en wellicht ook de SP, vormen hier nog een uitzondering op.

Onvrede

Wanneer de economische groei stagneert, er bezuinigingen moeten worden doorgevoerd, mensen zich onzeker voelen ten aanzien van hun baan of pensioen en bedreigd door de toestroom van migranten, groeit de onvrede gemakkelijk tot grote hoogte. Veel mensen hebben een lage frustratie­tolerantie. Ze kunnen het niet hebben als ze hun zin niet krijgen. Wellicht hangt dat samen met de opvoedingsmethoden van de afgelopen decennia. Daarbij komt dat de nieuwe media het gemakkelijker maken om je af te sluiten voor andere opvattingen en je te omringen met gelijkgezinden.

Respect voor de overheid, zoals ons dat in de Bijbel wordt voorgehouden (Romeinen 13), is in onze tijd ver te zoeken. Terwijl traditioneel gezag laag scoort en ook het gezag van deskundigen gemakkelijk in twijfel wordt getrokken, staat charismatisch gezag hoog genoteerd. Dat type gezag berust vooral op gevoelens. Gevoelens van bewondering voor en identificatie met de grote man. Rationele argumenten leggen daarbij veel minder gewicht in de schaal.

Zo slagen politici met charismatisch gezag, denk aan mensen als Fortuyn, Wilders en Trump, er gemakkelijk in om de latente onvrede aan te wakkeren en grote groepen kiezers te mobiliseren. De heersende elite wordt door hen weggezet als incompetent, corrupt en vooral gericht op hun eigen­belang.

Die verwijten vinden gemakkelijker een voedingsbodem wanneer er in het perspectief van de burger nauwelijks meer sprake is van concurrerende elites. Wanneer partijen die vanouds als elkaars tegenpolen golden, kennelijk zonder veel problemen in een kabinet kunnen samenwerken. Wie in zo’n situatie echt wat anders wil, moet het buiten de gevestigde partijen zoeken.

Zo viel de opkomst van Fortuyn aan het eind van de paarse coalitie (PvdA-VVD-D66). Ook nu hebben we te maken met een coalitie van VVD en PvdA, partijen die voorheen golden als elkaars tegenpolen. Ondanks alle verkiezingsretoriek maakt het dus kennelijk niet veel uit op wie je stemt, zo concludeert de burger. Na de verkiezingen gaan ze, met het oog op hun eigen machtspositie, gemakkelijk met elkaar samen.

IJzeren wet

Maar hoe gaat dat in allerlei protestbewegingen? Is daar geen sprake van een elite die de touwtjes in handen heeft? Een eeuw geleden hield de socioloog Robert Michels zich bezig met de verhouding tussen leiders en leden in allerlei organisaties. De socialistische partijen, die toen in Europa in opkomst waren, beklemtoonden in hun protest tegen de grote maatschappelijke tegenstellingen de gelijkheid van alle mensen. Maar in deze partijen was evenzeer sprake van elitevorming, waarbij de afstand van de leiders tot de gewone leden steeds groter werd.

Dat bracht Michels tot de formulering van zijn ijzeren wet van de oligarchie. Oligarchische tendensen zijn inherent aan elke organisatie, ook wanneer men de gelijkheid van alle leden met de mond beleed.

Troelstra, de leider van de socialistische partij in het begin van de vorige eeuw, vertelt in zijn memoires dat er op het congres van zijn partij, de SDAP, schande over gesproken werd dat hij eerste klas reisde. Een leider van de arbeiderspartij moest solidair zijn met het volk, ook als hij met de trein ging. Het was moeilijk voor hem, zo verzuchtte hij, om zijn achterban duidelijk te maken dat hij door eerste klas te reizen zijn reistijd beter kon benutten.

De niet-onbemiddelde socialist Wibaut, die bekend zou worden als wethouder van Amsterdam, werd ook eens op het perron aangesproken omdat hij in een eersteklascoupé wilde instappen in plaats van in een derdeklasrijtuig, waar destijds de arbeiders mee reisden. Was dat wel passend voor een vertegenwoordiger van de SDAP? Wibaut redde zich daaruit door te verklaren dat het streven van zijn partij erop gericht was dat in de toekomst alle arbeiders eerste klas zouden reizen en dat hij daar alvast maar mee begonnen was.

Je ziet ook vaak dat emancipatiebewegingen geleid worden door mensen die uit hogere maatschappelijke lagen afkomstig zijn. Dat gold zeker voor de arbeiders­beweging. De SDAP, de Sociaaldemocratische Arbeiders­partij, werd wel spottend aangeduid als de Studenten Dominees en Advocaten Partij. Evenzo werd bij de presidentsverkiezingen in de VS de miljardair Trump door veel blanke kiezers aan de onderkant van de samenleving gezien als hun belangen­behartiger bij uitstek.

Nieuwe elite

Duidelijk is dat tegenbewegingen die met succes het verzet tegen het establishment mobiliseren, in feite een nieuwe elite creëren. D66 wilde onder Van Mierlo het politieke bestel opblazen, maar vormt nu een onderdeel van dat bestel. En hoe gaat het met Wilders? Afgezien van zijn gedogende rol tijdens het eerste kabinet-Rutte staat hij aan de zijlijn. Maar daar heeft hij wel een sterke positie opgebouwd. Omdat zijn partij een eenmansbedrijf is en zijn medestanders weinig in te brengen hebben, vormt hij in zijn eentje een tegenelite.

De vraag kan gesteld worden in hoeverre de opkomst van de nieuwe media het gemakkelijker maakt om het grondvlak te mobiliseren en de positie van de politieke elite te ondergraven. Daar is wel wat van waar, maar ook dan vindt gemakkelijk elitevorming plaats. Wiens blogs worden het meest gelezen en wie heeft er de meeste volgers?

Referenda vormen evenzeer een middel om de stem van het volk te laten horen, maar functioneren meer om zaken af te wijzen dan om een alternatief beleid gestalte te geven. En ook daar is sprake van een tegenelite die het initiatief neemt.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer