Psycholoog Van der Lelij zet 25 speelse psychologische testjes op een rij
Hoe vrijgevig is mijn dreumes? En hoe hulpvaardig? Kent mijn kleuter zelfbeheersing? Vragen die veel ouders zichzelf stiekem stellen. Voor hen zette psycholoog Otje van der Lelij 25 speelse testjes op een rij.
De titel van het boek, ”Je kind als proefkonijn”, stemt wel even tot nadenken. Is een kind erbij gebaat om allerlei testjes te ondergaan, omdat papa en mama zo graag meer over hun gedrag en kennis willen weten?
De ondertitel –”De 25 leukste psychologische tests voor thuis”– heeft alvast iets geruststellends en in haar voorwoord doet Van der Lelij daar nog een schepje bovenop. „Het is geen diagnostisch naslagwerk. Puur een hulpmiddel om meer inzicht te krijgen in de ontwikkeling en belevingswereld van je kind.”
Dat inzicht verkrijgen ouders door educatieve spelletjes met hun kinderen te doen. Dat kan al als ze nog maar een paar maanden oud zijn. Spelen is de drijvende kracht achter ontwikkeling, leert van der Lelij haar lezer. Tegelijkertijd is het iets waar drukbezette ouders weinig tijd voor hebben. Met de speelse experimenten vangen ze twee vliegen in één klap: ze nemen tijd voor hun kind én vergaren meer kennis over hun kind.
De luchtige wijze waarop de psycholoog over de testjes spreekt, staat wel in contrast met de serieuze tips die ze geeft om de ontwikkeling van het kind –volgens de laatste wetenschappelijke inzichten– in goede banen te leiden. Overigens niet om hen zo intelligent mogelijk te maken, merkt ze op. Wel om hen gelukkig, sociaal vaardig en veerkrachtig te maken.
Psychologie is in de ogen van Van der Lelij een breed begrip. Niet alleen zaken als zelfbeheersing en hulpvaardigheid komen aan bod, maar ook ruimtelijk inzicht en getalbegrip.
De psycholoog neemt de tijd om zaken uit te leggen en doet dat helder. Meerdere malen blijkt dat ze geen christelijke levensbeschouwing heeft. Bijvoorbeeld in het hoofdstuk over het testen van humor. De moppen die de auteur aandraagt, zijn niet zelden op en zelfs over het randje. Dat maakt de test overigens niet meteen onbruikbaar. De moppen kunnen prima ingeruild worden voor andere (taal)grapjes.
Met ”Je kind als proefkonijn” hebben ouders gereedschap in handen waarmee ze hun kinderen beter kunnen leren kennen. Zeker als ouders creatief met de testjes omgaan, biedt het boek mogelijkheden om samen te spelen en intussen wat over je kind en ook over jezelf te leren.
Dat laatste komt zeker aan bod als blijkt dat je kind niet vrijgevig en hulpvaardig is, geen zelfbeheersing kent en zelfs geen humor heeft. Van der Lelij benadrukt steeds dat zelfbeheersing een vaardigheid is die een kind kan leren en dat elke test een momentopname is. Toch kan het heel confronterend zijn als een test minder fijne eigenschappen in de schijnwerpers zet.
In die zin is het tekenend dat de schrijver opent met een verslag van een zelfbeheersingstest waarvoor haar vierjarige dochter met glans slaagt. „Hieperdepiep voor Hadewych.” Had ze dat ook gedaan als haar kind in no time het snoepgoed soldaat had gemaakt? En zou ze dezelfde keuze hebben gemaakt wanneer haar dochter geen kleuter was, maar een opgroeiend kind van –zeg– acht jaar?
Nu één spekkie, straks twee
De marshmallowtest is een klassieker en van grote voorspellende waarde, heeft bedenker Walter Mischel van Stanford University (VS) meerdere keren aangetoond. Kinderen die de test doorstaan, zijn gemiddeld genomen op latere leeftijd gelukkiger, succesvoller én slanker.
De uitvoering is simpel. Geef je kind een spekkie en beloof dat het er nog één krijgt als het er een kwartier van af kan blijven. Het is de bedoeling dat het kind in de tussentijd niet iets anders gaat doen, maar met het spekkie voor zich aan tafel zit. Vader of moeder gaat de kamer uit.
Om de marshmallowtest met je eigen kinderen als proefkonijn uit te voeren, is wel wat moed nodig. Prachtig natuurlijk als blijkt dat je kind prima in staat is om het heerlijke snoepje voor zich te laten liggen. Maar wat te doen als hij het spekkie ondanks de wetenschap dat wachten wordt beloond, direct gulzig naar binnen werkt en later de boel op stelten zet als blijkt dat hij er echt geen twee krijgt? Van der Lelij kan dan wel troostend zeggen dat zelfbeheersing te leren valt. Maar ja, haar dochtertje was toch maar mooi in staat om haar lievelingssnoep te laten liggen.
De zelfbeheersingstest is bedoeld voor kinderen van 3 tot 8 jaar. Die ondergrens is er niet voor niets, blijkt als Jonathan (2,5) ook mee wil doen. „Als je het snoepje bewaart, krijg je er straks nog één”, leg ik uit. „Ja”, zegt hij, inmiddels al met volle mond. Als na afloop de beloning wordt uitgereikt, staat hij vooraan. Over een jaar nog eens proberen…
Wilbert (5) snapt heel goed wat de bedoeling is. Als hij zijn spekkie bewaart tot de grote wijzer op de drie staat, krijgt hij er nog één. Heel serieus gaat hij voor het bordje zitten waar het snoepje op ligt. Bewaren blijkt toch wel moeilijk. Hij knijpt eens in het spekkie, pakt het op en likt er voorzichtig aan. „Ik eet het niet op hoor”, zegt hij een beetje geschrokken, terwijl hij het weer teruglegt. De rest van de tijd zit hij met zijn armen over elkaar en kijkt zo veel mogelijk naar de klok en zo min mogelijk naar het bordje. Slim, want dat blijkt een prima strategie om de test succesvol te doorstaan.
De oudere kinderen zijn totaal niet onder de indruk van de beloofde beloning. „Als het er nou tien waren, dan zou ik wel wachten.” Een kwartier stilzitten voor één extra spekkie? Daar krijg je hen op die leeftijd niet meer voor om de tafel.
Rozijntjes of paperclips
Jonge kinderen denken erg vanuit zichzelf. Als ik iets mooi vind, dan vindt de ander dat ook. De meesten ontwikkelen ergens tussen de 3 en de 5 jaar het vermogen om in de huid van een ander te kruipen. Psychologen noemen dat een Theory of Mind.
Wat heb je nodig?
• een knuffel
• een bekende verpakking met een verrassende inhoud, bijvoorbeeld een rozijnendoosje gevuld met paperclips
Wat moet je doen?
• Haal de rozijntjes stiekem uit het doosje, vul het met paperclips en doe het dicht.
• Vraag het kind wat er in het doosje zit. Het zal zeggen: „Rozijntjes.”
• Maak het doosje open en constateer beiden dat er paperclips in zitten.
• Doe het doosje weer dicht en laat het kind zijn lievelingsknuffel ophalen.
• Vraag: „Wat denkt je knuffel dat er in het doosje zit?”
Hoe reageert het kind?
Een kind met een goed ontwikkelde Theory of Mind zal „rozijntjes” zeggen. Het begrijpt dat een ander niet kan weten dat er paperclips in het rozijnendoosje zitten. Geeft het kind „paperclips” als antwoord, dan is het nog niet zover in zijn ontwikkeling.
Boekgegevens
”Je kind als proefkonijn”, Otje van der Lelij; uitg. Nieuw Amsterdam, Amsterdam, 2016; ISBN 978 90 468 2093 3; 222 blz., € 18,99.