Doe recht aan vluchteling en consumeer minder
De vluchtelingenproblematiek vraagt om een brede benadering, betoogt Henk Jochemsen.
De strijd om Mosul is in alle hevigheid losgebarsten. De komende tijd zal het aantal vluchtelingen daarom naar verwachting verder toenemen. Wereldwijd zijn nu al ruim 60 miljoen mensen op de vlucht als reactie op conflicten, vervolging en onrecht. Nog eens vele miljoenen migreren wegens honger en armoede. Een relatief klein gedeelte van al deze ontheemden (hoewel nog altijd veel mensen) probeert Europa binnen te komen. Reden om ons opnieuw te bezinnen op dit vraagstuk. Hoe moeten Nederland en Europa zich tegenover vluchtelingen en migranten opstellen? Hoe gaan we met hen om?
In de media wordt het debat vaak versmald tot de problemen in Europa. Naar ons inzicht is deze problematiek echter verbonden met internationale vragen rond duurzaamheid en gerechtigheid. Vanuit een christelijke visie gaan we op enkele van die vragen in.
Uitgangspunt
Allereerst de vraag naar het uitgangspunt. Dat kan Bijbels gezien niet anders zijn dan de unieke waarde en waardigheid van ieder mens afzonderlijk als schepsel. Ook ”vluchtelingen”, ”vreemdelingen”, ”buitenlanders” en ”asielzoekers” zijn geschapen naar het beeld van God. Aan alle mensen, ongeacht afkomst, kenmerken, capaciteiten of wat dan ook, moet daarom recht worden gedaan.
Vluchtelingen hebben in de Bijbel zelfs een bijzondere positie. De Bijbelboeken Exodus en Deuteronomium stellen bijvoorbeeld de kwetsbare positie van weduwen, wezen en vreemdelingen aan de orde. Over God Zelf wordt gezegd dat Hij hun recht verschaft: Hij neemt vreemdelingen in bescherming en voorziet hen van voedsel en kleding (Deut. 10:18). Israël moet hetzelfde doen en de vreemdeling met liefde behandelen, want het volk is zelf ook vreemdeling geweest in Egypte (Deut. 10:19). Iedereen moet het recht van vreemdeling en wees eerbiedigen en mag het niet „buigen” (Deut. 24:17).
Vervolgens is het goed om te onderscheiden. Niet alle vluchtelingen zijn hetzelfde. Er zijn verschillende groepen, die elk op een eigen manier om recht vragen. We kunnen een indeling maken in drie groepen: 1. mensen die naar Europa (waaronder Nederland) vluchten of migreren; 2. mensen die binnen de eigen regio vluchten; 3. mensen die niet kunnen vluchten.
Samaritaan
Wat betekent ”recht doen” voor de eerste groep? Allereerst dat we hen daadwerkelijk opnemen. Iemand terugsturen en laten omkomen in een situatie van oorlog, honger of rampen is onrecht. Recht doen aan mensen die onleefbare omstandigheden ontvluchten, betekent concreet hen opvangen en veiligheid en een bestaan bieden. Dat geldt ook voor vluchtelingen die nog onderweg zijn. Ook zij hebben recht op een humane bejegening. Geweld tegen vluchtelingen onderweg is een ernstige schending van dat recht.
Dat betekent niet dat iedereen die hier komt, ook hier blijft. De overheid heeft de taak om te beslissen over asielaanvragen. Hiervoor zijn rechtvaardige criteria nodig. Mensen met kwade bedoelingen of een criminele achtergrond moeten onderschept worden. En soms is er genoeg ruimte om in het land van herkomst op eigen benen te staan. Ook dat kan betekenen dat we een vreemdeling die hier aanklopt bij nader inzien terugsturen. Afhankelijk van de situatie in het thuisland brengt dat wel de verantwoordelijkheid met zich mee om hen te helpen daar daadwerkelijk perspectief te vinden.
Voor degenen die hier blijven betekent ”recht doen” hen helpen in onze samenleving op eigen benen te gaan staan. Een taalcoach, voorleesvrijwilliger, kerkelijk diaconaat, voedselbank, eten met vluchtelingen zijn allemaal mogelijkheden van naastenliefde. We moeten niet eisen dat vluchtelingen met één inburgeringscursus radicaal veranderen. Religie, etnische achtergrond en politieke visies liggen diep in een mens verworteld. Dat hoeft geen principieel probleem te zijn, zolang we naar de dialoog zoeken. Nederlanders zijn zelf ook heel divers. Daarbij is de rechtsstaat het kader dat hoe dan ook gehandhaafd moet worden.
De gelijkenis van de barmhartige Samaritaan (Luk. 10) kan ons misschien helpen om een goede balans te vinden. Hij nam de beroofde man niet in huis, gaf hem geen grote sommen geld of spullen en maakte hem niet van zich afhankelijk. Hij eiste ook geen wederdienst. Wat hij wel deed, was zorgen dat de man weer op eigen benen kon staan. Hij zorgde ervoor dat hij genoeg had om te herstellen en weer verder te kunnen met zijn leven. Zo moeten ook (christelijke) ontwikkelingsorganisaties invulling geven aan de naastenliefde door vluchtelingen weer ”in hun kracht te zetten”.
Wat betekent ”recht doen” voor de tweede groep, degenen die vluchten binnen de eigen regio? Ook zij hebben recht op opvang, veiligheid en een bestaan. We moeten echter constateren dat vaak de regio ernstig overbelast is en dit niet altijd kan geven. In Turkije eindigen kinderen in fabrieken omdat ze niet naar school kunnen. In Jordanië verkopen families hun dochters aan rijke mannen om wat inkomen te krijgen. In Libanon moeten vluchtelingen zelf een tent of ander onderkomen bouwen of anders hoge huren betalen aan huiseigenaren. In Iran scharrelen Syrische families al maanden rond op de vuilnisbelt, op zoek naar eten en in de steek gelaten door de overheid. Overheden in de regio kunnen het ook niet allemaal bolwerken.
Vluchtelingen zijn daarom voor hun eerste levensbehoeften aangewezen op VN-organisaties, maatschappelijke organisaties en kerken. Maar daarnaast is ook ”gemeenschapsopbouw” van belang. Westerlingen denken allereerst aan hulp in de vorm van voedsel en dekens, maar, zoals een Libanese predikant opmerkt, is ook het teruggeven van hoop en weerbaarheid essentieel. Dit kan door vluchtelingen ook in tijdelijke noodsituaties, die helaas soms vele jaren duren, helpen zo veel mogelijk zelf hun leven vorm te geven en te werken aan mogelijkheden voor terugkeer. Wat dit concreet inhoudt varieert sterk per situatie en vraagt van de hulpverlenende instanties veel creativiteit en soms ook veel moed!
Ontwikkelingssamenwerking
Dat brengt bij de derde groep, zij die niet kunnen vluchten of migreren en in hun eigen omgeving blijven ondanks grote problemen en gevaren. Ook zij dragen het beeld van God en hebben recht op een menswaardig bestaan. Ook naar hen toe hebben wij verplichtingen. Allereerst de plicht om waar mogelijk nood te lenigen. Maar daarnaast, om migratie van mensen uit uitzichtloze armoede te voorkomen, is het nodig hen te helpen een bestaan in eigen land op te bouwen door samen te werken aan onderwijs, economische ontwikkeling, rechtvaardig bestuur en belastingen, sociale vangnetten en infrastructuur, et cetera. Alleen zo’n structurele aanpak, samen met de bevolking, de eigen overheid en ook het bedrijfsleven kan op langere termijn een voortgaande massale migratie voorkomen.
Ook hier heeft onze overheid een eigen verantwoordelijkheid. Rijke landen dienen middelen beschikbaar te stellen. De doorgaande bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking en het gebruik van ontwikkelingsgeld voor eerstejaarsopvang van asielzoekers (15 tot 25 procent) achten wij contraproductief. Bovendien vraagt een structurele aanpak om rechtvaardiger verhoudingen in het algemeen, op nationaal en internationaal niveau. Daar moet de overheid ook op inzetten.
Consumptie
Wat dat betreft moeten we als rijke landen allereerst vooral ook naar onszelf kijken. Werken aan stabiliteit in fragiele landen kan niet slagen zonder veranderingen in de internationale economische orde en machtsverhoudingen. Enkele motoren achter een aantal aanhoudende conflicten zijn bijvoorbeeld klimaatverandering en ongelijkheid: twee problemen die in belangrijke mate het gevolg zijn van de westerse economie en levenswijze (ook aan het conflict in Syrië gingen enkele jaren van droogte vooraf). Armoede wordt deels veroorzaakt door de westerse honger naar vruchtbare grond om te kunnen voldoen aan onze behoefte aan voedings- en genotsmiddelen en brandstof. Wij zijn het soms zelf die de lokale bevolking verdringen naar schralere gronden, met allerlei lokale conflicten tot gevolg.
Dat inzicht vraagt om een mentaliteitsverandering, ook in de rijkere landen. Het betekent vooral een herziening van het huidige overheersende neoliberale economische bestel naar een economie met eerlijke productieketens die op evenwichtige wijze recht doen aan mensen, aan de schepping en aan menselijke creativiteit in (economische) waardenrealisatie. Maar het raakt ook onze persoonlijke leefwijze, ons consumptiepatroon in Nederland. Dat is immers de ”vraag” die functioneert als basis onder het ”aanbod” vanuit het economisch bestel. Zijn we ertoe bereid dat aan te passen? Dat is misschien wel de belangrijkste vraag waar de vluchtelingenkwestie ons voor stelt.
We moeten onze verantwoordelijkheid nemen. De aarde is ons door God in bruikleen gegeven en ons mens-zijn komt pas tot ontplooiing als we ook medemens zijn. Laten we recht doen aan onze gemeenschappelijke woonplaats, de aarde, en aan elkaar, door werkelijk te delen.
De auteur is algemeen directeur van Prisma, vereniging van christelijke organisaties in ontwikkelingssamenwerking en internationaal diaconaat.