Obama niet de meest spraakmakende president
Hij werd letterlijk als messias bejubeld. Hij zou de langverwachte verandering in de Verenigde Staten brengen. ”Change” werd het toverwoord – direct gevolgd door: „Yes, we can.” Maar wat heeft acht jaar Barack Obama de Amerikanen nu daadwerkelijk opgeleverd?
November 2008. In een chique club in Honolulu, Hawaï, volgen we de Amerikaanse presidentsverkiezingen. Samen met een schare Democratische kiezers, die hier alvast een feestje hebben georganiseerd. De meesten hebben zich in de nationale kleuren uitgedost. Hoedjes, sjaaltjes en buttons – het kan niet gek genoeg. De strijd gaat tussen Barack Obama en John McCain.
Op enorme plasmaschermen doen de nationale tv-zenders verslag van de uitslagen. De ene staat na de andere brengt cijfers naar buiten. Eerst exitpolls, daarna voorlopige resultaten. „Pas op, dit is maar een voorspelling”, waarschuwt de presentator van CNN keer op keer.
Maar dan komt het moment waarop duidelijk wordt dat de zege Barack Obama écht niet meer kan ontgaan. De menigte in het zaaltje raakt op slag in vervoering. Vooral de Afro-Amerikanen laten hun emoties de vrije loop. De eerste zwarte president in de Amerikaanse geschiedenis. „Dat ik dit nog mee mag maken”, zegt een zwarte vrouw in tranen. De overwinning is ook ongeëvenaard. Nog nooit haalde een Amerikaanse presidentskandidaat zo veel stemmen als Obama: 69,5 miljoen.
In Chicago houdt Obama zijn overwinningstoespraak. En speechen kán hij, dat heeft hij ook tijdens zijn presidentschap ruimschoots bewezen. Hij belooft opnieuw verandering. Misschien niet binnen een jaar, wellicht ook niet binnen één ambtsperiode. Maar Amerika zal er onder zijn leiding anders gaan uitzien – daarover geen misverstand.
Evaluatie
Nu Obama in januari na acht jaar Witte Huis het stokje aan Hillary Clinton of Donald Trump zal overdragen, is het tijd zijn presidentschap aan een evaluatie te onderwerpen. Wat heeft hij nu werkelijk voor elkaar gekregen? En vooral: waar is het misgegaan?
Daar kun je op verschillende manieren naar kijken. Om met het positieve te beginnen: kort na zijn aantreden won Obama de Nobelprijs voor de vrede. Belangrijkste aanleiding was zijn toespraak in Caïro waarin hij de moslimwereld de hand toestak.
Op economisch terrein erfde Obama een ernstige economische crisis van zijn voorganger George W. Bush. Hij wist die om te buigen en een volgende malaise te voorkomen. Weliswaar deed hij dat door enorme kapitaalinjecties in de economie en een ongekende uitbreiding van de overheid, maar een nieuwe crisis bleef uit.
Obama trok de Amerikaanse troepen uit Irak en Afghanistan terug. Daarmee loste hij niet alleen een verkiezingsbelofte in, maar zorgde hij er ook voor dat het aantal Amerikaanse oorlogsslachtoffers fors terugliep. Dat leverde hem in eigen land veel krediet op.
Onder Obama’s presidentschap werd de Saudische meesterterrorist Osama bin Laden opgespoord en gedood. Daarmee werd een klein beetje zalf gegoten in de rauwe wond die de aanslagen van 11 september 2001 in de Amerikaanse volkspsyche hadden achtergelaten.
Obama voerde ook een verplichte ziektekostenverzekering voor alle Amerikanen in – de beruchte Obamacare. Miljoenen inwoners van de Verenigde Staten die tot dan toe onverzekerd waren en daardoor behandeling niet konden betalen, kregen toegang tot medische zorg.
Om het positieve rijtje af te maken: in tegenstelling tot veel van zijn voorgangers staat Obama positief tegenover wetgeving die de gevolgen van klimaatverandering inperkt. Hij heeft zich tevens ingezet voor de rechten van de miljoenen illegalen die in de Verenigde Staten verblijven. En zijn regering is goeddeels vrijgebleven van schandalen.
Andere kant
Dan nu de andere kant van het verhaal. Te beginnen met de Nobelprijs voor de vrede. Hoe kan het dat een vers aangetreden president van de Verenigde Staten binnen een jaar die onderscheiding ontvangt? Een staatshoofd dat vrijwel dagelijks persoonlijk dodelijke aanvallen met drones in conflictgebieden overal ter wereld accordeert?
De terugtrekking van Amerikaanse troepen uit Irak en Afghanistan mag dan een nobel gebaar lijken, in werkelijkheid stortte de militaire aftocht beide landen in nog grotere chaos. In Afghanistan roken de taliban hun kans. Vanuit hun ondergedoken positie verschenen de strijders weer volop op het toneel. In Irak rukte Islamitische Staat in ijltempo op.
Om even in het Midden-Oosten te blijven: Obama stelde heel duidelijke „rode lijnen” vast. Als het Syrische regime chemische wapens zou inzetten, zouden de Verenigde Staten gewapend ingrijpen. Toen het zo ver was, koos Obama ervoor de goedkeuring van het Congres te vragen voor een offensief. De volksvertegenwoordiging wees dat plan van de hand. Met als indirect gevolg dat Rusland min of meer de vrije hand kreeg om in Syrië met veel militair geweld op te treden.
De vele vredesbesprekingen over Syrië tussen de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Kerry en zijn Russische ambtgenoot Lavrov hebben, behalve tijdelijke wapenstilstanden, tot nu toe geen einde aan de slepende oorlog bewerkstelligd.
Obama moest ook werkeloos toezien hoe Moskou de Krim annexeerde en zich bemoeide met de oorlog in Oost-Oekraïne. Natuurlijk werden er van Amerikaanse zijde sancties afgekondigd. Vanzelfsprekend veroordeelde Washington de strapatsen van de Russische beer. Maar dat bracht geen wending in beleid teweeg.
Militaire doctrine
De Verenigde Staten zagen op tijd in dat China een belangrijke nieuwe strategische dreiging zou vormen. De Amerikanen wijzigden zelfs hun officiële militaire doctrine. Invloed in het gebied rond de Grote Oceaan, was het devies. Desondanks creëerde Peking kunstmatige eilanden in de Zuid-Chinese Zee waarop militaire bases worden gevestigd.
En dan is er nog het dossier Iran. Obama wilde koste wat het kost voor het einde van zijn ambtstermijn een deal sluiten over het omstreden atoomprogramma van Teheran. Dat is vorig jaar weliswaar gelukt. Maar zonder afspraken over volledige internationale inspecties. En met de vrees van met name Israël dat Iran in het geheim nog altijd aan de ontwikkeling van kernwapens werkt.
Over Israël gesproken. Het is een publiek geheim dat president Obama en de Israëlische premier Netanyahu slecht door één deur kunnen. Dat leidde herhaaldelijk tot forse politieke confrontaties. De onvoorwaardelijke Amerikaanse steun aan de Joodse staat lijkt niet langer vanzelfsprekend.
Obama slaagde er ook niet in zijn verkiezingsbelofte in te lossen rond de sluiting van Guantanmo Bay. Op die Amerikaanse marinebasis in Cuba worden nog altijd tientallen terreurverdachten zonder vorm van proces vastgehouden. Al acht jaar roept Obama dat hij het complex wil ontmantelen, maar tot nu toe zonder resultaat.
Binnenslands mag de invoering van Obamacare met recht een huzarenstukje worden genoemd. Want het feit dat de regering haar burgers verplicht een ziektekostenverzekering af te sluiten, druist tegen elk klassiek Amerikaans gevoel van privacy in. Maar voor veel Amerikanen heeft deze maatregel de overheid griezelig dichtbij gebracht. En dat stoot veel mensen af.
Op politiek terrein heeft de Democratische Partij van Obama tijdens zijn ambtsperiode zowel de meerderheid in het Huis van Afgevaardigden als in de Senaat aan de Republikeinen verloren. Dat resulteerde in een diepe verdeeldheid en het veelvuldig bedrijven van partijpolitiek die het land niet bepaald verder bracht.
Om maar niet te spreken over de ethische veranderingen die tijdens de ambtsperiode van Obama zijn doorgevoerd. Het Amerikaanse leger liet het bekende ”don’t ask, don’t tell”-beleid ten aanzien van homo’s los. Niets vragen en niets vertellen over iemands seksuele geaardheid, was altijd het devies binnen de strijdkrachten. In 2010 is dat beleid opgeheven, op initiatief van de president.
De regels rond abortus en stamcelonderzoek werden eveneens versoepeld. Vrije keuze stond hoog in het vaandel bij Obama.
De ingrijpendste verandering was wel de legalisering van het homohuwelijk in alle Amerikaanse staten. Op 26 juni 2015 bepaalde het federale hooggerechtshof in Washington dat alle wetgeving die huwelijken tussen mensen van hetzelfde geslacht verbiedt in strijd met de grondwet is.
Weliswaar ging het hier om een uitspraak van het hoogste Amerikaanse rechtscollege, maar president Obama heeft er nooit een geheim van gemaakt dat hij voorstander van homo-emancipatie is.
Dat was de andere kant van het verhaal. Intussen ligt de waarheid vermoedelijk in het midden. Barack Obama heeft zeker zijn sporen als 44e president van de Verenigde Staten verdiend. De invoering van Obamacare is daar een van de duidelijkste bewijzen van.
En ja, onder zijn bewind heeft Amerika een belangrijke ethische ‘inhaalslag’ gemaakt – in negatieve zin. Maar het is de vraag of dat allemaal aan het beleid van Obama is te wijten. Het tekent veeleer de toestand van de Amerikaanse samenleving. En de verwarring die er onder de bevolking heerst.
Obama zal bepaald niet de geschiedenisboeken ingaan als een van de spraakmakendste presidenten. Hij was het eerste zwarte staatshoofd van de Verenigde Staten van Amerika. Die statuur zal niemand hem meer afnemen. Zijn opvolger zal vermoedelijk meer stof doen opwaaien.
Alle achtergronden over de verkiezingen leest u in ons thema Strijd om het Witte Huis.