Het eigene van de Gereformeerde Gemeenten
Titel:
”Om de eenheid der kerk”
Auteur: drs. A. Vergunst
Uitgeverij: Den Hertog, Houten, 2003
ISBN 90 331 1768 I
Pagina’s: 193
Prijs: € 15,90. Enige maanden geleden verscheen bij uitgeverij Den Hertog in Houten het boek ”Om de eenheid der kerk”, waarvan de inhoud is geschreven door wijlen drs. A. Vergunst, in zijn leven een bekend en geacht predikant binnen de Gereformeerde Gemeenten. Blijkbaar is de stof die destijds door ds. Vergunst aan de orde werd gesteld nog altijd van een zodanige actualiteit, dat de uitgever het van belang achtte deze opnieuw uit te geven.
De verantwoording vooraf vermeldt dan ook dat er voor deze bloemlezing uit het werk van ds. Vergunst nog steeds belangstelling bestaat. Persoonlijk heb ik de indruk dat dit te maken zou kunnen hebben met de zorg die de auteur in zijn tijd al had rondom de vragen betreffende de gereformeerde geloofsleer en de rechte prediking des Woords. Deze vragen gingen immers ook aan zijn eigen kerkelijke kring, waarin lange tijd alles zo eenstemmig scheen te liggen, niet voorbij. Er was op dat punt beweging, ook in zijn eigen kring.
Het getuigt van zijn krachtige roepingsbesef dat ds. Vergunst daarvoor niet bewust de ogen sloot, maar meende het ook in geschrifte te moeten opnemen voor wat hem de zuivere leer en de rechte prediking toescheen.
Nu er intussen welhaast allerwegen en ook binnen de kring van de Gereformeerde Gemeenten een discussie gaande is rondom de leer en de prediking, acht men het blijkbaar gewenst om deze stem van ruim twintig jaar geleden opnieuw te doen horen. Daarom is in het nu verschenen boek een aantal hoofdstukken overgenomen uit de reeds in 1983 uitgegeven bundel ”Neem de wacht des Heeren waar”. Daar is natuurlijk niets op tegen, mits dat maar niet de indruk wekt dat in de desbetreffende kerkelijke kring de tijd gedurende bijna een kwarteeuw heeft stilgestaan. Ook daar komt immers, zoals reeds gezegd, steeds meer beweging rondom de leer en de prediking.
Toch moet ik wel zeggen dat ik bij het lezen van dit boek soms het gevoel had alsof de geachte schrijver de zorgen in eigen kring over leer en prediking wat toedekt en de indruk wekt alsof het in de kring van zijn gemeenten eigenlijk allemaal nog zo eenstemmig lag. Niet zozeer dat hij er mogelijke gebreken ontkent. En ook niet alsof zijn kerkverband de enige wettelijke openbaring van het Lichaam van Christus zou zijn. Daarvoor dacht ds. Vergunst toch te breed. Wel betreurde hij het dat er -behalve een geestelijke eenheid van allen die in Christus zijn- geen sprake is van kerkelijke eenheid. Dat verklaart de titel van dit boek. Vanuit die bewogenheid ging hij in 1983 in genoemd boek in op vragen rondom de onderlinge eenheid van hen die de gereformeerde waarheid liefhebben en voorstaan. Toch schijnt hij naar mijn gevoelen in bepaalde opzichten zijn eigen kring wat af te schermen tegen de bredere kring van de gereformeerde gezindte.
Communicatie
Wat betreft de opbouw en inhoud het volgende: het boek bestaat uit twee hoofddelen. Het ene onder de titel ”Tot opbouw van de Kerk des Heeren”, ingeleid door wijlen ds. K. de Gier; het andere onder de titel ”Naar de regel van de Schrift”, ingeleid door ds. A. Moerkerken. Samen omvatten deze twee hoofddelen een zevental ongenummerde hoofdstukken met de nodige onderverdelingen.
Het doet weldadig aan te lezen hoe ds. Vergunst schrijft over een eenheid die dwars door verscheuringen heen bestaat en blijft bestaan en niet tenietgedaan kan worden, omdat Christus niet gedeeld kan worden. Het is de gemeenschap in Christus. Daarom betreurt hij het dat er binnen de gereformeerde gezindte toch veel meer polarisatie dan communicatie is waar te nemen. Polariserend benadrukt men het eigene, waardoor men zich voor elkaar afgrendelt.
Mijn vraag is dan wel: Doet het in dit licht dan niet wat vreemd aan dat de auteur zelf een hoofdstuk biedt over het theologisch eigene van de Gereformeerde Gemeenten binnen de gereformeerde gezindte? Moet het dan zó verstaan worden dat wat hij schrijft vanuit en over onder andere de Nadere Reformatie en het werk van God en de orde des heils iets eigens is van de Gereformeerde Gemeenten? En moet dat hun bestaan tot recht en noodzaak maken? Het is waar, met name de geschriften van dr. Alexander Comrie hebben een grote invloed uitgeoefend op het theologisch klimaat in de Gereformeerde Gemeenten. Maar moet dat zó iets eigens worden, zó kerk-eigen, dat dit een zekere afgrendeling betekent tegenover andere delen van de gereformeerde gezindte?
Van Ruler
Belangrijk is verder het hoofdstuk onder de titel ”Ultra-Gereformeerd”. Het is geïnspireerd door de bekende rede van wijlen prof. dr. A. A. van Ruler over het onderwerp ”Ultra-Gereformeerd en Vrijzinnig” (1969), als artikel verschenen in het theologisch tijdschrift Wapenveld. In dit artikel noemt prof. Van Ruler de ultragereformeerden niet direct ketters op de wijze van de vrijzinnigen, maar toch „net niet meer gereformeerd, zelfs niet meer christelijk.” Dat is nogal wat! Hij probeert dat aan te tonen in zijn behandeling van diverse thema’s, zoals verkiezing en verwerping, zonde en zondaar-zijn, geloof en twijfel enzovoort.
Ds. Vergunst toont in reactie hierop telkens aan hoezeer prof. Van Ruler een vertekening, een karikaturale voorstelling van zaken geeft, waardoor diens beweringen geen grond hebben. Ik kan daarin heel ver meegaan, maar blijf toch met de vraag zitten of er dan werkelijk binnen de gereformeerde gezindte vandaag, de Gereformeerde Gemeenten niet uitgezonderd, geen ontsporingen zijn. Wat het nut van dit hoofdstuk intussen niet wegneemt.
In het hoofdstuk over ”De ernstige aanbieding van Christus en de Verbondsweldaden in het Evangelie” (een aangelegen onderwerp!) gaat ds. Vergunst in op de leeruitspraken van 1931 over het genadeverbond, die voor de Gereformeerde Gemeenten kerkelijk gezag hebben. Hier gaat het over een omstreden leerstuk. Op dit punt zouden we inderdaad kunnen spreken van iets theologisch eigens van de Gereformeerde Gemeenten. Wie hierover duidelijkheid wil hebben, kan in dit hoofdstuk terecht.
Ook wat ds. Vergunst verder schrijft over de aard van de openbare belijdenis des geloofs en het verband met het heilig avondmaal -anders dan wat onze Dordtse vaderen leren- is binnen de bredere gereformeerde gezindte niet onomstreden. De vraag kan rijzen of het bedoelde verband hier niet te gemakkelijk wordt losgelaten ten gunste van een ruimere belijdenispraktijk.
Waarde
Zo zijn er dus hier en daar wel wat vragen te stellen. Tegelijk is het mijns inziens zeer verdienstelijk wat de schrijver put uit de Heilige Schrift en uit de geschriften van onze oudvaders over de betekenis van de avondmaalsgang, alsook over de roeping tot het predikambt. Dat behoudt ook vandaag zijn betekenis.
Om niet meer te noemen, het heeft ontegenzeggelijk zijn waarde dat de geboden materie in dit boek opnieuw is uitgegeven. Dat besef zal er dan ook wel zitten achter deze heruitgave, ook met het oog op deze tijd. En bij eventuele meningsverschillen kan ook vandaag dit boek vanwege zijn informatieve karakter zeker zijn waarde bewijzen.