Cultuur & boeken

In de schaduw van de troon

Titel:

G. W. S. Mulder
28 April 2004 13:48Gewijzigd op 14 November 2020 01:10

”De wereld volgens prins Claus”
Auteur: Frans Bieckmann
Uitgeverij: Mets & Schilt, Amsterdam, 2004
ISBN 90 5330 390 1
Pagina’s: 383
Prijs: € 25,-. Hij verruilde de Duitse ambassade in Ivoorkust voor kasteel Drakensteyn. Een glanzende carrière als diplomaat gaf hij op voor een leven aan de zijde van de Nederlandse koningin. Daar zette hij zich tot het einde van zijn leven in voor een eerlijker verdeling van de welvaart. ”De wereld volgens prins Claus” biedt een verkenning van wat deze „ondoorgrondelijke man” eigenlijk voor ogen stond.

„Ik vind dat de bestudering van vijftig jaar ontwikkelingssamenwerking weinig reden biedt voor feest”, schreef prins Claus in de toespraak die hij wilde houden bij het jubileum van ’zijn’ ministerie. „De meeste woorden die we vandaag gebruiken -ontwikkeling, ontwikkelingslanden, derde wereld, zelfs ontwikkelingssamenwerking- worden steeds holler.” De landen die zich goed ontwikkelden, hadden dat volgens de prins ook zonder de hulp van ontwikkelingssamenwerking wel gered.

Prins Claus mocht zijn toespraak niet houden. Ambtenaren wilden voorkomen dat hij toenmalig minister Herfkens -en in haar de hele regering- ermee in verlegenheid bracht. Ze waren hiervoor zo beducht, dat ze de zaak niet eens met de minister overlegden. Claus kreeg wel een uitnodiging voor de feestelijke bijeenkomst. Zeer tegen zijn zin moest hij echter genoegen nemen met „het simpel in ontvangst nemen van het jubileumboek.”

Tot op het moment dat de prins het podium opstapte, zat de ambtelijke staf tijdens de bewuste bijeenkomst in spanning of hij nog iets zou zeggen. De prins die zo’n hekel had aan een leven van alleen maar linten knippen, kende zijn plaats; hij zweeg.

Voor het schrijven van zijn boek ”De wereld volgens prins Claus” maakte Frans Bieckmann niet alleen gebruik van deze niet gehouden lezing. Behalve een flink aantal geschreven bronnen -waaronder vertrouwelijke reisverslagen van de prins- raadpleegde Bieckmann niet minder dan tachtig personen uit Claus’ omgeving; van Huub Oosterhuis tot Kofi Anan. In zijn voorwoord geeft de auteur, die zijn boek schreef in opdracht van de Nationale Commissie voor Internationale Samenwerking en Duurzame Ontwikkeling, toe dat veel van Claus’ leven al bekend is. Dankzij het gebruik van deze bronnen denkt Bieckmann nog iets waardevols toe te kunnen voegen.

Pachter
Het boek opent met een hoofdstuk over Claus’ jeugd in Duits-Tanzania, waar zijn vader als pachter van een koffieplantage zijn geluk beproefde. In een interview in 1973 noemde Claus de Afrika-ervaring uit zijn jongensjaren een van de oorzaken van zijn betrokkenheid bij ontwikkelingsvraagstukken: „Ik geloof dat het een langdurig proces is. Dan word je natuurlijk gesteund door je verleden, door wat je zelf met eigen ogen gezien hebt zoals de vooroorlogse jaren in Afrika met die slechte situatie op de sisalmarkt.”

De prins koesterde zijn jeugdherinnering. In 1994 zei hij: „Ik was als kind hier en dan heb je een land, een vrijheid, een open lucht, een paradijselijke toestand voor een kind. Ik heb het gisteren gezien bij Nederlanders bij wie we thee gedronken hebben. Je zag die blonde Nederlandse gezonde kinderen spelen en dacht: Zo heb ik vijftig, zestig jaar geleden ook gespeeld en ik voelde me vrij.”

De oorlogsjaren bracht de jonge Claus door in Duitsland. Daar rondde hij in 1944 zijn middelbareschoolperiode af en behaalde hij twaalf jaar later zijn juristenbul. Von Amsberg vestigde zich vervolgens als diplomaat in de Dominicaanse Republiek. Bieckmann beschrijft hoe Claus in deze periode een bijdrage leverde aan het verzet tegen de toenmalige dictator Trujillo; volledig in strijd met de instructie dat diplomaten zich niet mogen mengen in politieke aangelegenheden.

Claus in 1999: „Van Latijns-Amerika herinner ik mij de brutaliteit en moorden van sommige dictatoren. (…) Ik heb in die tijd nooit een wapen in handen gehad, maar stelde mijn mogelijkheden ter beschikking aan die verzetsmensen.” In 1998 bracht de prins samen met zijn zoon Friso een bezoek aan Cuba. Ze hadden een ontmoeting met Fidel Castro, wiens politiek op Claus een gunstige indruk maakte.

In 1961 keerde Claus naar Afrika terug. Volgens Bieckmann hield de Duitse ambassade in Ivoorkust, waar Claus zijn loopbaan als diplomaat voortzette, zich in die tijd vrijwel geheel bezig met ontwikkelingshulp. „Het was een periode vol geloof en hoop in vooruitgang.” De auteur stelt dat Claus in deze tijd voor eens en voor altijd geïnteresseerd raakte in ontwikkelingssamenwerking.

Dat was echter niet de reden waarom de jonge Von Amsberg opviel bij zijn superieuren. Zijn diplomatieke gaven en gunstige stellingname ten aanzien van Israël maakten dat Claus in 1965 een belangrijke kandidaat was voor een post op de Duitse ambassade in Tel Aviv. Bieckmann citeert Rolf Pauls, destijds beoogd ambassadeur, voor wie vaststond dat hij Claus erbij wilde betrekken: „Ik zocht mensen die in staat zouden zijn de Israëliërs ervan te doordingen dat wij hun een andere ervaring met de Duitsers konden bieden.”

Dat Claus daartoe in staat was, bewijst de vriendschap tussen hem en zijn ambtsgenoot Avi Primor, werkzaam bij de Israëlische ambassade in Ivoorkust. Claus had kans gezien om het hart van deze Israëliër te veroveren. Primor, die voordien contact met Duitsers zo veel mogelijk vermeed: „Deze revolutie in mijn denken werd veroorzaakt door Claus’ oprechtheid, zijn totale aanval -vanaf het allereerste moment dat hij bij ons op de bank zat- op het Duitse verleden.” Later kochten Claus en Avi twee speedboten in Japan. Dat het tweetal -soms nog voor werktijd- daarmee ging waterskiën op meren in de buurt van Abidjan, is een van de vele anekdotes die Bieckmanns boek goed leesbaar maken.

In 1965 eindigde Claus’ diplomatieke carrière. Volgens Bieckmann kreeg zijn chef, Rolf Pauls, nog niet te horen wat de reden was van deze onvoorziene wending. Het was hem wel opgevallen dat Claus regelmatig vanuit Bonn in zijn Porsche langs de Rijn stroomafwaarts was gereden. Ergens in mei van dat jaar -op 7 mei 1965 werd de beroemde foto van Claus von Amsberg met prinses Beatrix afgedrukt- zal Pauls begrepen hebben waar Claus steeds naartoe reed.

Grote aandacht
In de schaduw van de troon bloeide Claus’ voorliefde voor ontwikkelingsvraagstukken op. Bieckmann beschrijft hoe premier De Jong op verzoek van koningin Juliana uitkeek naar een goede functie voor de prins „in de hoek van ontwikkelingssamenwerking.” Hij werd voorzitter van de in 1970 opgerichte Nationale Commissie Ontwikkelingsstrategie (NCO). Zijn belangrijkste opdracht was het bevorderen van bewustwording van de ontwikkelingsproblematiek bij de Nederlandse bevolking.

Het optreden van prins Claus kenmerkte zich door grote aandacht voor de positie van de ontwikkelingslanden zelf. Hij koos daarmee niet de gemakkelijkste benadering. Minister Bukman kreeg eind jaren ’80 te maken met de ideeën die Claus toen al bijna twintig jaar te berde bracht: „Hij zei altijd dat het arme deel van de wereld zichzelf moest ontwikkelen. Dat zij zelf de prioriteiten moeten aangeven. Daar waren we het toen niet allemaal over eens.”

De Nederlandse prins-gemaal was er druk mee. Hij verdiepte zich in vakliteratuur, leidde vergaderingen, hield lezingen en ging op reis. Zo werkte hij in 1972 mee aan de productie van de bewustwordingsfilm ”Die streep moet weg” in Tanzania. Deze reis bood de prins gelegenheid zichzelf te zijn. Bieckmann vermeldt dat een van de filmmakers zich herinnert dat ze bij een waterproject aankwamen en zagen dat al die vrijwilligers motorfietsen hadden. „Claus keek me aan. „Zullen we?” zei hij tegen me.” De twee leenden ieder een motor en maakten een wilde tocht door het gebied. Rood bestoven keerden ze terug.”

Zijn functie bij de NCO leek politiek neutraal. Van meet af aan riep zijn functioneren echter discussie op. Nu eens herkende de regering zich niet in een door Claus uitgesproken lezing, dan weer dreigde de oppositie in de kamer de visie van prins Claus te maken tot inzet van debat. Volgens Bieckmann zat de VVD ten tijde van het in 1973 aangetreden kabinet-Den Uyl „op ramkoers.” Het leek toenmalig minister Pronk beter dat Claus zijn voorzitterschap van de NCO beëindigde. Claus deed het, „met pijn in het hart.”

Visie op cultuur
Volgens Bieckman kreeg Claus vanaf eind jaren zeventig steeds minder vertrouwen in de grootschalige internationale en economische aanpak van het ontwikkelingsvraagstuk. Hij richtte zich daarom meer op de ontwikkelingslanden zelf. Ontwikkeling is meer dan economische vooruitgang, zo vat Bieckmann Claus’ optiek samen. „Cultuur -in de brede zin van het woord- is de motor van de ontwikkeling. Daaruit volgt dat echte ontwikkeling alleen van de grond komt als de mensen in Afrika, Azië en Latijns-Amerika het heft in handen nemen. En daarvoor ook de kans krijgen van de rijke landen van het Noorden.”

Claus kreeg gelegenheid deze visie uit te werken: in 1978 werd hij adviseur ontwikkelingssamenwerking, een functie die speciaal voor hem in het leven was geroepen. Zes jaar later volgde zijn benoeming tot inspecteur-generaal ontwikkelingssamenwerking. Zo adviseerde hij -op de achtergrond- de diverse ministers voor Ontwikkelingssamenwerking en volgde hij hen kritisch.

Bieckmann beschrijft dat het thema cultuur begin jaren negentig inderdaad een kernbegrip in het regeringsbeleid was, al was het van korte duur. Wel kwam er aandacht voor culturele projecten. Ter gelegenheid van zijn 70e verjaardag ontving prins Claus een belangrijke erkenning voor zijn werk. Op 6 september 1996 overhandigden minister Pronk en premier Kok hem de oprichtingsakte van het Prins Claus Fonds, waarmee de prins culturele projecten in ontwikkelingslanden kon ondersteunen. In zijn openingstoespraak typeerde Pronk de prins als „een consequent en bedachtzaam criticus.” „Ontwikkelingssamenwerking dient plaats te vinden naar eigen inzicht”, vatte Pronk de essentie van Claus’ boodschap samen. Claus was erdoor getroffen. „Niemand heeft mij ooit zo toegesproken.”

Rode prins
Prins Claus is meer dan eens een rode prins genoemd. Hij verklaarde deze suggestie zelf uit zijn belangstelling voor thema’s als milieu en ontwikkelingssamenwerking. „Sommige mensen dachten toen dat deze het domein waren van het zogenaamde politiek links. Misschien zat daar in het begin iets van waarheid in. Maar nu hebben we een redelijke mate van consensus over de meeste problemen die met deze onderwerpen te maken hebben. Zij zijn niet echt controversieel; dat is ook de reden waarom ik er nog steeds actief in kan zijn.”

Na Claus’ overlijden heeft zowel links als rechts geprobeerd Claus te claimen. Vrij Nederland kopte: ”De prins van links”, en beriep zich op Pronk, die Claus betitelde als sociaalvoelend democraat. Forum, het maandblad van de werkgeversvereniging VNO-NCW, benadrukte Claus’ liberale standpunt ten aanzien van de rol voor het Nederlandse bedrijfsleven; dat verdiende in zijn optiek ruime mogelijkheden om op het gebied van ontwikkelingsbeleid initiatieven te ontplooien. Bieckmann geeft zowel Vrij Nederland als Forum gelijk - al plaatst hij bij Claus’ vrijemarktdenken een kanttekening: „Maar hij verbond er zoveel voorwaarden aan dat hij uiteindelijk toch weer dicht bij datzelfde linkse gedachtegoed belandde.”

Frans Bieckman is erin geslaagd duidelijk te maken dat Claus von Amsberg in elk geval in intellectueel opzicht voldoende in huis had om eigen lijnen te trekken. Tegelijk blijkt dat hij genoeg diplomaat was om die eigenzinnigheid te verhullen in een onafhankelijke opstelling. „Naar ik vrees ben ik een soort politieke bastaard.” Bij de verloving van zijn zoon Willem-Alexander met Máxima Zorreguieta zei de prins: „Ik weet niet hoe het is Nederlander te zijn. Ik heb verschillende loyaliteiten. Ik ben wereldburger en Europeaan en Nederlander.” Bieckman benadrukt: „In die volgorde.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer