Informele kleding ambtsdrager stelt mensen op hun gemak
Zou formele ambtskleding vervreemdend kunnen werken bij pastoraal contact met mensen aan of over de rand van de kerk, vraagt Michel van Heijningen zich af.
Na het lezen van de artikelen in dit dagblad rond het thema ”informeel” (RD 26-10) wil ik er graag iets tegenover zetten. De interviews met ambtsdragers en werkers in de kerk legden sterk de nadruk op het belang van het dragen van formele en donkere ambtskleding. Voorgangers en ambtsdragers die gekleed gaan in het zwart, zijn voor de gereformeerde gezindte een bekend verschijnsel. Er wordt, zo blijkt uit een van de bijdragen, zelfs nagedacht over de toegestane kleur van de stropdas.
Overigens is ambtskleding binnen de kerk een overwegend Nederlands verschijnsel. Dat geeft te denken. Vanuit een deel van Nederland dat zich buiten de zogenaamde Biblebelt bevindt, geef ik een paar overwegingen door.
Ds. Heemskerk vertelt in een van de interviews dat zijn donkere outfit, gecombineerd met hoge zwarte hoed, eens een kleine aanrijding veroorzaakte. „Een badgast in Ouddorp bleef zo lang omkijken dat hij geen oog had voor de auto die voor hem geparkeerd stond. Het is echter niet de bedoeling”, zo vervolgt hij, „dat mensen door mijn verschijning brokken maken.” Die laatste zin bleef bij mij hangen. Kan mijn verschijning brokken veroorzaken?
Als werker in de kerk ben ik ambassadeur van de Koning. Mijn opdracht is Hem te vertegenwoordigen en namens Hem bij mensen komen. Luisteren naar stukjes van levensverhalen en daarbij iets doorgeven van het Woord van de levende God. Een hoge missie en een zwaarwegende opdracht. Vanuit die roeping zie ik het als mijn taak om te proberen dicht bij de ander te zijn. Het is mijns inziens niet de bedoeling dat mijn kleding afstand schept.
Soms kan het functioneel zijn om als ambtsdrager stijlvol en donker gekleed te gaan, soms ook niet. Ieder die stelselmatig vasthoudt aan ambtskleding zou ik daarom willen vragen: zou het kunnen zijn dat een formele en donkere outfit vervreemdend werkt voor mensen aan of over de rand van de kerk?
Persoonlijk merk ik juist dat het dragen van informele kleding mensen op hun gemak kan stellen. Wanneer ik bij mensen aanbel, zien zij bij het opendoen van de deur niet een formeel en donker geklede gestalte staan. Ik probeer bewust zo min mogelijk afstand te scheppen door mijn voorkomen en presentatie en zie het als een uitdaging om alledaagsheid hand in hand te laten gaan met het brengen van een duidelijke, onversneden Bijbelse boodschap.
Gezien mijn context ben ik in pastorale situaties vaak in spijkerbroek en overhemd gekleed. Soms heb ik zelfs mijn kaplaarzen aan. Agrariërs zijn in de stal vaak meer op hun gemak dan aan de keukentafel. Eigenlijk is dat ook precies wat kerkenwerk toch is: met beide benen in de modder staan.
Enerzijds past deze stijl (of zo u wilt, stijlloosheid) bij mij als persoon. Anderzijds merk ik meer dan eens dat ik juist op deze manier meer mensen bereik dan wanneer ik me meer formeel zou presenteren.
Volgens mij hebben we allen de taak zo dicht mogelijk bij mensen te komen. Dat kan betekenen dat we onze stijl, kleding en woordkeuze aanpassen. Om op die manier, zoals Paulus het zegt, de Joden een Jood en de Grieken een Griek te zijn (1 Kor. 9:20). De herder uit Lukas 15 die op zoek ging naar het verloren schaap had ongetwijfeld geen zwart pak aan. En in het Evangelie krijg ik niet de indruk dat de Heere Jezus Zich afwijkend kleedde of Zich afstandelijk gedroeg. Integendeel.
Het veelgehoorde en in de artikelenserie gebruikte argument dat een agent in het openbare leven herkenbaar is aan zijn kleding, kan gemakkelijk weerlegd worden met een verwijzing naar de recherche. Werken zonder uniform kan blijkbaar eveneens doeltreffend zijn. Spurgeon schijnt ooit gezegd te hebben: Wanneer ik meer mensen zou bereiken als ik in pyjama preek, dan zou ik dat doen.
De maatschappij van vandaag begrijpt de reformatorische cultuur steeds minder. Dat kunnen we jammer vinden, maar het is niet anders. Dat is een onomkeerbaar proces. Onze roeping is niet om onze subcultuur krampachtig in stand te houden, maar om de rijke boodschap van het Evangelie te koesteren en door te geven. Dezelfde inhoud, maar soms in een andere verpakking. Velen om ons heen hebben nooit de boodschap van Jezus, de Zaligmaker, gehoord. Zijn we bereid ons (of onze manier van doen) aan te passen om hen te bereiken?
Levert een spijkerbroek dan meer bekeerlingen op dan een gesteven pantalon? Dat hoort u mij niet zeggen. Het Evangelie is überhaupt niet naar de mens (Gal. 1:11). Bij het horen van de boodschap kan men alsnog afhaken. Onze roeping is om in elk geval te voorkomen dat men bij de eerste kennismaking de interesse verliest en zo niet eens toekomt aan het onderzoeken van datgene waarvoor we komen.
Wij worden vandaag, misschien wel meer dan ooit, opgeroepen na te denken of onze manier van doen (ja inderdaad: praat, daad, gewaad en gelaat) geen belemmering vormt. Laten we allen ernaar streven dat onze persoonlijkheid uitnodigend is, een integer visitekaartje van het Koninkrijk van God.
De auteur is ouderling-kerkelijk werker in de hervormde gemeenten in het Groningse Dorkwerd en het Friese Wijnjewoude.