1517: Dr. Luther begint debat over aflaathandel
De zeer geleerde doctor Martin Luther, hoogleraar theologie aan de universiteit van Wittenberg, heeft 95 stellingen gepubliceerd waarin hij zich richt tegen de uit de hand gelopen aflaathandel van de kerk. Wat zal dit ons brengen?
Uit betrouwbare bronnen is vernomen dat de Wittenbergse theoloog (33 jaar) zijn stellingen heeft verstuurd naar diverse hooggeplaatste personen, onder wie aartsbisschop Albrecht van Brandenburg en de bisschop Hieronymus Schulz. Verder aan enkele vrienden en geleerden van wie hij hoopt dat ze hem hun mening willen geven. De stellingen zijn vandaag door de pedel van de universiteit bevestigd aan de deur van de slotkapel van de stad.
Met zijn daad wil dr. Luther een openbaar, academisch debat beginnen. Reden waarom hij de stellingen heeft geschreven in de Latijnse taal. Dr. Luther stuurt niet aan op een schisma in de kerk, zoals boze tongen beweren, maar wil het gesprek op gang brengen over de in zijn ogen duivelse praktijk van de aflaathandel, in het bijzonder die van de monnik Johann Tetzel. Zijn doel met het debat is „liefde tot de waarheid en het verlangen haar aan het licht te brengen”, aldus het opschrift. Dr. Luther verzoekt degenen die niet aanwezig kunnen zijn bij het dispuut hun mening schriftelijk aan hem kenbaar te maken.
Scholastieke theologie
Het is niet de eerste keer dat dr. Luther op deze wijze van zich laat horen. Enkele maanden geleden, op 4 september dit jaar bij de promotie van Franz Günther, heeft hij 99 stellingen geschreven. Daarin bond hij de strijd aan met de scholastieke theologie van onze kerk, die ontwikkeld is onder invloed van de Griekse filosoof Aristoteles. De Wittenbergse professor oefende toen scherpe kritiek uit op de theologische autoriteiten.
Wel probeerde hij ook toen binnen de kaders van de kerkleer te blijven. Of dat lukt en in de toekomst blijft lukken, wordt door steeds meer mensen betwijfeld. Dr. Luther geeft namelijk de voorkeur aan kerkvaders en de Bijbel, en hiermee kunnen de scholastieke theologen niet uit de voeten. Dr. Luther legt zich namelijk niet zomaar neer bij alles wat zij beweren. Hij beroept zich daarvoor op de woorden van de heilige Paulus uit 1 Thessalonicenzen 5:21: „Beproeft alle dingen, en behoudt het goede.”
De vandaag gepubliceerde 95 stellingen gaan in tegen een praktijk die al langer rond onze stad gaande is, namelijk de aflaathandel van de dominicaner monnik Johann Tetzel. Hij is de drijvende kracht achter een nieuw soort aflaat, door onze paus in Rome afgekondigd als ”Pietersaflaat”. Wie deze koopt –voor zichzelf of voor een ander– krijgt vergeving van zonden en steunt tegelijk de bouw van de Sint-Pieter in Rome. Dit voorjaar heeft Tetzel een preektournee gemaakt. Een grote kist reisde mee, waarin het geld van de heilzoekenden wordt gedeponeerd. Hij verleidt de leken met de godonterende spreuk: „Zodra het muntje in de kist klinkt, het zieltje in de hemel springt.”
Dr. Luther heeft zich meerdere malen hevig verontwaardigd getoond over deze koophandel. Het blijkt namelijk dat parochianen die ter biecht gaan, nogal eens een gebrek aan schuldbesef en boetedoening hebben. Ze beroepen zich dan in alle ernst op hun aflaatbrief, gekocht bij Tetzel: hun schuld is al voldaan, is de boodschap.
Ook in zijn colleges aan de studenten van de universiteit heeft dr. Luther zich openlijk hiertegen gekeerd. Zo stelde hij onlangs in zijn colleges over de Psalmen dat de aflaatpraktijk de weg naar de hemel makkelijk en de genade goedkoop maakt. Hij vindt dat aflaten de mensen maar een valse zekerheid geven.
Stellingen
In de stellingen die vandaag publiek zijn gemaakt, worden dr. Luthers bezwaren omstandig uit de doeken gedaan.
Volgens hem dwalen de aflaatpredikers die zeggen dat door de aflaten van de paus de mens bevrijd wordt van alle straffen en zo zalig wordt. Hij windt er geen doekjes om: „Voor eeuwig verdoemd zijn zij die –samen met hun leermeester– menen door aflaatbrieven zeker te zijn van hun behoud.” En: „Men moet zich bijzonder hoeden voor hen die zeggen dat de aflaat van de paus een onschatbare gave Gods is waardoor de mens met God verzoend wordt. (…) Aan het Woord van God wordt onrecht gedaan, als men in een preek evenveel of zelfs meer tijd besteedt aan het verkondigen van de aflaat dan aan het Woord van God.”
Dr. Luther stelt zelfs: „Iedere christen die oprecht berouw heeft, heeft een volkomen vergeving van straf en schuld, ook zonder aflaatbrieven. (…) Iedere christen, hetzij dood of levend, heeft deel aan alle goederen van Christus en van de Kerk. God geeft hem die ook zonder aflaatbrieven.”
Toch wil de hoogleraar de aflaat niet helemaal afdanken – en daarin toont hij zich een trouw zoon van de kerk: „Men moet de vergeving die de paus uitdeelt niet gering achten, want zij is de aanzegging van de goddelijke vergeving (…). De pauselijke aflaat moet slechts voorzichtig gepreekt worden, opdat het volk dit niet verkeerd opvat en meent dat deze de voorkeur verdient boven andere goede werken der liefde.”
De werken der barmhartigheid zijn voor dr. Luther belangrijker dan aflaatbrieven: „Men moet de christenen leren, dat het niet de bedoeling van de paus is het verwerven van aflaten ook maar bij benadering op één lijn te stellen met werken van barmhartigheid.(…) Men moet de christenen leren, dat wie aan een arme geeft of aan een behoeftige leent, beter doet dan wie een aflaat koopt. Want door een daad van liefde groeit de liefde en wordt de mens beter, maar door een aflaat wordt hij niet beter maar slechts vrijer van straffen.”
Zuivering
Dr. Luther keert zicht dus vooral tegen de ernstige misstanden rond de aflaat, niet tegen een aflaat als zodanig, blijkt uit zijn stellingen. „Men moet de christenen leren”, schrijft hij, „dat de pauselijke aflaten nuttig zijn zolang men er niet op vertrouwt, maar dat ze daarentegen uiterst schadelijk zijn, als men daardoor de vreze Gods kwijtraakt.”
Het is de „onbeschaamde aflaatprediking” die hem tegen de borst stuit. „Ze maakt het ook geleerden moeilijk om de eer en de waardigheid van de paus in bescherming te nemen tegen laster en zeker ook tegen de scherpe vragen van leken. (….) Men moet de christenen leren, dat als de paus zou weten van de afpersingen van de aflaatpredikers, hij liever zou willen dat de Sint-Pieterskerk tot as zou verbranden dan dat die gebouwd moest worden van de huid, het vlees en het gebeente van zijn schapen.”
De Wittenbergse theoloog geeft aan dat het hem om zuivering van onze moederkerk te doen is. Hij vindt het belangrijk te melden dat het niet om hemzelf gaat, maar om de zaak van God en om het geestelijk welzijn van mensen. „Ik wil ook niet dat wat ik doe gedaan wordt door menselijke ijver of menselijk inzicht, maar door Gods ijver en inzicht. Want als dat wat nu gebeurt uit God is, wie zal het dan tegenhouden? En als het niet uit God is, wie kan het dan verder brengen?”
Met dank aan twee Wittenbergse studenten theologie die graag anoniem blijven voor het uit het Latijn vertalen van de geciteerde stellingen.
----
Klik hier voor alle artikelen uit het thema Reformatie