Overdrijf verschillen tekst Nieuwe Testament niet
De verschillen tussen de Textus Receptus en de Byzantijnse tekst van het Nieuwe Testament zijn grotendeels van weinig betekenis, reageert Kees Valk.
Met belangstelling heb ik kennisgenomen van de artikelen over de Textus Receptus en Byzantijnse tekst. Zelf doe ik al geruime tijd onderzoek naar de ontstaansgeschiedenis van de Statenvertaling. Daarnaast bestudeerde ik de tekstverschillen tussen Textus Receptus en Byzantijnse tekst in de brieven van de apostel Paulus. Van daaruit wil ik enkele opmerkingen maken bij met name het tweede artikel van Ernst Boogert (RD 12-10).
Gezien de moeilijkheid van de problematiek wil ik graag beginnen met de Textus Receptus en de Byzantijnse tekst in onderling perspectief te plaatsen. De uitgaven van de Griekse tekst van het Nieuwe Testament door Erasmus, en anderen in zijn voetspoor, zijn van essentiële betekenis geweest voor de Reformatie. De hierbij betrokkenen hadden de intentie aan te sluiten bij de kerkelijk overgeleverde Griekse tekst (thans genoemd Byzantijnse tekst of Meerderheidstekst). Wel was aanvankelijk het materiaal dat gebruikt kon worden beperkt. Erasmus kon voor zijn eerste editie slechts een handvol handschriften raadplegen. Stephanus (Estienne) had in 1550 echter reeds veertien Griekse bronnen tot zijn beschikking. Beza ging op zijn beurt uit van de edities van Stephanus en bracht hierin nog diverse wijzigingen aan. Met name vanaf Stephanus kunnen we spreken van een algemeen aanvaarde tekst, hoewel de term Textus Receptus pas later gebruikt werd.
„Groot”
Nu de kritiek van Ernst Boogert. Hij betoogt dat op basis van de thans bekende handschriften duidelijk is dat de Textus Receptus maar liefst ruim 1600 verschillen kent met de Byzantijnse tekst, „waarvan diverse van grote betekenis zijn.” Het spijt mij dat Boogert deze verschillen zo positioneert. Het aantal 1600 geeft zonder verdere toelichting geen juist beeld. Bijna de helft van de verschillen is alleen technisch van aard en speelt in de vertaling geen enkele rol. De overige verschillen zijn grotendeels van geringe betekenis. Het aantal inhoudsvolle verschillen is dus vele malen lager dan het getal 1600 suggereert.
Boogert noemt de verschillen in een aantal gevallen echter „groot.” Hij noemt zes voorbeelden. De kwalificatie „groot” kan ik mij enigszins voorstellen vanuit de optiek van een onderzoeker, voor wie ieder verschil van belang is. Welbeschouwd kunnen deze verschillen echter eerder „klein” genoemd worden. De woorden die in deze voorbeelden in het geding zijn, komen immers vrijwel steeds in parallelle plaatsen terug. Bijvoorbeeld: de woorden „in het openbaar” die in Mattheüs 6:18 in de meeste (Byzantijnse) handschriften ontbreken, vinden we in diezelfde handschriften wél terug in vers 4 en vers 6. Dit verschil gaat dus niet om de vraag of deze woorden behoren tot Gods Woord, maar alleen of deze woorden twee- of driemaal in deze vorm voorkomen. Ik kan dit geen groot verschil noemen. Voor de overige voorbeelden zijn vergelijkbare opmerkingen te maken.
Openbaring
Een zeer aanzienlijk deel van de verschillen tussen Textus Receptus en Byzantijnse tekst betreft overigens slechts één Bijbelboek, namelijk Openbaring. Hiervoor zijn twee redenen te geven. De eerste reden is dat in Openbaring de Byzantijnse tekst in vijf tekstgroepen uiteenvalt. Deze groepen hebben onderling frequent verschillen, hoewel ook hier meestal gering van betekenis. De Textus Receptus stemt dikwijls overeen met twee van de vijf groepen, getalsmatig een minderheid van de handschriften. Is de Textus Receptus daarom niet Byzantijns? De Textus Receptus is wel degelijk Byzantijns, want alle vijf groepen behoren tot de Byzantijnse tekstoverlevering! Ook deze overweging nuanceert de verschillen aanzienlijk.
De tweede reden voor de verschillen in Openbaring betreft het feit dat Erasmus voor dit Bijbelboek slechts over één (niet geheel volledig) exemplaar van de Griekse tekst beschikte. Als gevolg hiervan bevat de Textus Receptus in Openbaring enkele lezingen die niet of nauwelijks steun hebben in handschriften. In deze gevallen is correctie op basis van de Byzantijnse tekst mogelijk en zelfs wenselijk. (Incidenteel geldt dit ook buiten Openbaring.)
Wissel
Het voorgaande overziend, kunnen we zeker stellen dat de Textus Receptus (ondanks verschillen) voornamelijk gebaseerd is op de Byzantijnse tekst en hiermee sterk overeenkomt. Zolang er ruimte blijft om breder dan de Textus Receptus ook de Byzantijnse tekst als gezaghebbend te beschouwen en deze te bestuderen, gaat er bij deze opvatting op generlei wijze een wissel om. De geuite beschuldiging op dit punt richting Van Belzen en Bremmer kan ik dan ook niet volgen.
Anderzijds gaat er wel een wissel om (NB: niet bij Boogert) wanneer de waarde van de overgeleverde kerkelijke tekst miskend wordt en deze tekst eenzijdig als „laat” of zelfs „corrupt” (bedorven) terzijde wordt gesteld. De moderne kritische tekst is helaas wel op deze opvatting gebouwd.
We kunnen en mogen ons verwonderen over de tekstgeschiedenis van het Nieuwe Testament. Uitzonderingen daargelaten (vooral in Openbaring) is er sprake van grote overeenkomst in de overlevering van de handschriften én de gedrukte edities in de 16e en de 17e eeuw. Resterende verschillen doen aan dit algemene beeld niets af. Laten we met de verschillen enigszins onbevangen omgaan. Deze onbevangenheid treffen we ook aan bij de Statenvertalers, die in de kanttekeningen tientallen malen verwijzen naar andere lezingen in de Griekse tekst. De inhoud van Gods Woord en openbaring wordt hierdoor geenszins aangetast. Wij mogen (en moeten) Gods bijzondere leiding en zorg in de bewaring van Zijn Woord opmerken en ons hierover verwonderen.
De auteur werkt aan een reconstructie van de Griekse tekst zoals die ten grondslag ligt aan de Statenvertaling en doet vergelijkend onderzoek naar veertien edities van de Textus Receptus.