Stimuleer als kerkenraad het bestuderen van de Bijbel
Kerkenraden doen er goed aan om beleid te ontwikkelen dat erop is gericht om de Bijbel open te krijgen in de breedte van de gemeente, stelt Jan van de Wetering.
In het RD van 27 september schrijft ds. Schot over ambtelijk gezag over kringen in de gemeente. Als ik het goed lees ziet ds. Schot twee gevaren in Bijbelkringen: (1) gemeenteleden kunnen gemakkelijk ontsporen en (2) ambtelijk gezag kan onvoldoende functioneren.
Ik begrijp de zorg van ds. Schot, maar het verbieden van Bijbelkringen door de kerkenraad uit angst dat gemeenteleden niet op de juiste wijze met de Bijbel om zouden gaan, is niet het juiste antwoord. Deze reactie doet mij sterk denken aan de handelwijze van rooms-katholieke geestelijken die de Bijbel in de zestiende eeuw niet aan leken toevertrouwden. Luther koos een andere benadering: de Bijbel moet juist open, hoe meer hoe beter. Daarvoor is geen expliciet Bijbels gebod nodig.
Een open Bijbel moet integraal deel uitmaken van ons leven en van ons samenleven in de gemeente. De Heere belooft immers dat Hij werkt door Zijn Woord en roept ons er steeds weer toe op om acht op elkaar te hebben en elkaar te vermanen, te vertroosten en te bemoedigen. Waar het Woord opengaat, daar werkt de Heilige Geest; daar worden mensenlevens vernieuwd en veranderd. Ik vrees dat gemeenten waar dit weinig gebeurt van binnenuit de gevolgen door secularisatie zullen gaan ondervinden.
Zover mij bekend zijn Bijbelkringen in de meeste gereformeerde gemeenten niet officieel ingebed in de kerkelijke verenigingsstructuur. Daarmee is deelname aan een Bijbelkring particulier initiatief, net als bijvoorbeeld lidmaatschap van een stichting, leeskring of politieke partij. Een kerkenraad is niet geautoriseerd om daarin in te grijpen, tenzij de betrokken gemeenteleden zich ”in leer of leven misgaan”.
Het laatste is van belang. Alle gemeenteleden vallen onder het ambtelijk gezag van de kerkenraad en zullen verantwoording af moeten leggen als hun dat wordt gevraagd. Ik ben het echter principieel oneens met ds. Schot dat kerkenraden erop toe moeten zien dat er geen gezelschappen worden gehouden die niet onder ambtelijk toezicht staan. Als die lijn consequent doorgetrokken zou worden, zijn bijvoorbeeld ook Bijbelstudies tijdens de godsdienstlessen op onze scholen onacceptabel, evenals Bijbelstudies met onze jongeren tijdens de vakanties van de jeugdbond.
De vraag is gerechtvaardigd of Bijbelkringen als particulier initiatief, zonder kerkelijke inbedding, ideaal zijn. Ik denk dat we het met elkaar eens zijn dat dit inderdaad niet het geval is, zeker niet als er een sfeer van onderling wantrouwen bestaat tussen kerkenraad en Bijbelkring.
Ds. Schot laat in het artikel doorschemeren dat hij te maken heeft gehad met Bijbelkringen die niet van ambtelijk gezag willen weten en gemeenteleden die om het minste of geringste de gemeente hebben verlaten. Ik ken de gevallen niet waaraan ds. Schot refereert en heb dit gelukkig nooit meegemaakt, ook al doe ik al bijna dertig jaar in verschillende gemeenten mee aan Bijbelstudies. Duidelijk is wel dat het soms mis kan gaan. Dat heeft Luther trouwens ook aan den lijve ondervonden toen de wederdopers onrust en oorlog ontketenden. Ook zij lieten zich niets gelegen liggen aan ambtelijk gezag. Toch heeft Luther zich geen moment afgevraagd of het Woord bij leken in goede handen was. Wederdopers hadden niet ‘minder Woord’, maar meer van het Woord nodig! Dat is vandaag de dag niet anders.
Het kan echter ook anders. In onze gemeente is gelukkig al vele jaren een goede verstandhouding tussen de kerkenraad en de Bijbelkringen. Deze Bijbelkringen zijn weliswaar particulier initiatief, maar zochten zelf contact met de kerkenraad. De kerkenraad is via contactouderlingen op de hoogte van het reilen en zeilen van de kringen. De laatste keer dat onze contactouderling aanwezig was, sprak hij na afloop zijn dankbaarheid uit voor de manier waarop de Bijbel sprak en de wijze waarop de kringleden nadachten over de betekenis daarvan voor het persoonlijk leven.
Graag zou ik nog een stapje verder gaan en ervoor willen pleiten om Bijbelkringen een formele plaats in de gemeente te geven. Wat zou het mooi zijn als Bijbelkringen vanuit de gemeente worden gefaciliteerd met bijvoorbeeld gemeenteavonden aan het begin en einde van het seizoen, waarop een introductie wordt gegeven op het te bespreken Bijbelboek en vragen en onduidelijkheden besproken kunnen worden. Als Bijbelkringen per wijk worden georganiseerd, wordt meteen voorkomen dat clubjes gelijkgestemden ontstaan. Gemeenteleden scherpen elkaars mening door met elkaar in gesprek te zijn rond het Woord van God en elkaar aan te moedigen om in de wegen van de Heere te wandelen. Vanuit dit centrum ontstaat vanzelf onderlinge verbondenheid, praktische zorg voor elkaar en betrokkenheid op de breedte van de wijk waarin we wonen. Een zegen voor de gemeente!
Ronduit cynisch schrijft ds. Schot over de impact van Bijbelkringen op de avondmaalspraktijk. Zijn reactie doet mij pijn en maakt mij verdrietig. Op basis van Gods Woord verwacht ik dat er inderdaad een directe link is tussen Bijbelkringen en avondmaalsgangers. Dat komt echter niet omdat men elkaar aanpraat, opbouwt en de handen oplegt (ik heb dat tenminste nog nooit meegemaakt), maar omdat de Heere belooft dat Zijn Woord niet leeg zal terugkeren en dat degenen die Hem zoeken Hem ook zullen vinden. Als je nat wilt worden moet je in de regen gaan staan, merkten predikanten vroeger weleens op. Daarmee wordt meteen het belang van Bijbelonderzoek onderstreept. Ons heil hangt inderdaad niet af van Bijbelkringen, maar wel van het open Woord. En daarbij hebben we elkaar binnen de gemeente heel hard nodig.
Inderdaad, elke gemeente is gediend met een duidelijk beleid. Ik hoop dat kerkenraden hun roeping in dezen verstaan en een beleid ontwikkelen dat erop is gericht om de Bijbel open te krijgen in de breedte van de gemeente. Daar rust de zegen van de Heere op.
De auteur is lid van de gereformeerde gemeente te Dordrecht.