Wereldverbeteraars beseffen de plicht om anderen te helpen
Een altruïst is iemand die onzelfzuchtig is en het eigen leven laat bepalen door de belangen van anderen. De Amerikaanse journalist Larissa MacFarquhar schreef er een indrukwekkend boek over.
Er zijn mensen voor wie de nood van de wereld het hele leven bepaalt. Zij hebben altijd voor ogen „dat alles wat ze doen invloed heeft op andere mensen en dat hun vreugde soms (maar niet altijd) ten koste gaat van de vreugde van anderen. En doordat ze zich daar altijd van bewust zijn, stellen ze zich bloot aan een onbegrensd, verpletterend gevoel van verantwoordelijkheid.” Dat schrijft Larissa MacFarquhar, journalist bij de The New Yorker, in ”Wereldverbeteraars. Een filosofische verkenning van altruïsme”.
MacFarquhar vertelt gedetailleerd over eigentijdse wereldverbeteraars. Hun achtergronden zijn heel verschillend –van christendom tot boeddhisme– en ze zijn afkomstig uit verschillende delen van de wereld. Gemeenschappelijk is hun besef van de plicht tot hulp aan anderen.
Een voorbeeld is Dorothy Granada. Op bijna tachtigjarige leeftijd begon ze aan een nieuw project in Nicaragua: het opzetten van een opleiding voor vroedvrouwen. Of Julia Wise en Jeff Kaufman. Beiden hadden een goede baan, maar ze beperkten hun privé-uitgaven tot het uiterste om zo veel mogelijk te kunnen schenken aan goede doelen. In 2014 liep het gedoneerde bedrag op tot 127.556 dollar.
Leprozen
De Indiër Baba zag op een regenachtige avond iemand langs de weg liggen. Het was een leproos in het laatste stadium van zijn ziekte, naakt, met stompjes in plaats van handen en voeten, een gat waar ooit zijn neus zat. Zijn vlees was aangetast en zat vol maden. Hij kon niet worden gered en stierf kort daarna.
Baba was zo onder de indruk dat hij besloot zich aan de zorg voor leprozen te wijden. Als jonge brahmaan van goede komaf bezat hij een sportauto waarvan de stoelen bekleed waren met dierenhuiden. Hij had een pantertje als huisdier. Hij studeerde rechten, werd strafpleiter, maar vond het verschrikkelijk werk. Na de ontmoeting met de leproos ging hij aan de slag in een leprozenkliniek. Daar gaf hij injecties, maakte zweren schoon, behandelde wonden en verwijderde botten in ontbinding.
Na een jaar studie en de ontdekking dat genezen leprozen geen werk vonden en door de familie werden verstoten, startte hij een leprozenkolonie, Anandwan. In dat gebied wemelde het van de dodelijke slangen, schorpioenen, ratten, wilde zwijnen, luipaarden en tijgers. De nederzetting groeide snel en Baba zette zijn leprozen aan tot onwaarschijnlijke prestaties, zoals het verbouwen van allerlei gewassen, met vuistdikke pepers en aubergines zo groot als pompoenen. Baba voegde ook scholen aan zijn nederzetting toe: voor blinde en voor dove kinderen, en ook een hogeschool. Het succes van Anandwan werd bekend en Baba werd beroemd. Premier Indira Gandhi bezocht de nederzetting.
Adoptie
Een tweede voorbeeld: Sue Hoag. Zij was de oudste in een Amerikaans gezin met vier kinderen. Op haar twaalfde las ze het boek ”The Family Nobody Wanted”, over een stel dat in de jaren dertig ondanks ruimte- en geldgebrek een veelkleurige groep van elf kinderen adopteerde. Zo’n gezin leek Sue fantastisch, en daarom smeekte ze haar ouders te gaan adopteren. Het gebeurde niet. Op haar achttiende stippelde ze met haar vriend Hector Badeau hun toekomstig gezin uit: twee eigen kinderen en twee geadopteerde. De twee eigen kinderen kwamen er, maar het aantal geadopteerde liep op tot 22. Eén keer waren dat er vier tegelijk, kinderen van vermoedelijk drie of vier verschillende vaders die door hun moeder werden verwaarloosd.
De chauffeur van de schoolbus zag op zekere dag de kleine George in een luier buiten in de modder spelen. Binnen probeerde de toen zesjarige Abel het gasfornuis aan te krijgen om iets eetbaars op te warmen, Flory lag in een vieze luier in haar kinderbedje te huilen en SueAnn dwaalde rond. Ze waren allemaal vies en er was geen volwassene te bespeuren. De chauffeur sloeg alarm. De politie werd erbij gehaald en de kinderen werden meegenomen. De moeder beterde haar leven niet. Inmiddels hadden de kinderen al vier pleeggezinnen achter de rug. Sue en Hector namen ook deze kinderen op en zetten zich in voor de opvoeding van hun grote gezin. Er gebeurden verschrikkelijke dingen, waartegenover ook zij machteloos stonden, zoals drie overleden kinderen, twee in de gevangenis, tienerzwangerschappen en echtscheidingen. Maar er waren ook verjaardagspartijen, afstudeerfeestjes, en er kwamen kleinkinderen en achterkleinkinderen.
Buitenissig voorbeeld
De levensbeschouwelijke achtergrond van de wereldverbeteraars verschilt. Sommigen groeiden weg van het christelijk geloof. Bij Stefanie Wykstra speelde daarbij een karikatuur van de schuldvergeving een rol. Ze had gelezen dat God je met Zijn mantel bedekte om je zonden te verbergen. Stefanie vond het een afschuwelijk idee dat de mens voor God zo weerzinwekkend was dat Hij hem liever bedekte dan dat Hij naar hem keek.
De reacties op de inzet van wereldverbeteraars zijn uiteenlopend; voor sommigen zijn het heiligen, voor anderen verkapte egoïsten. MacFarquhar houdt het op het volgende: „Als er geen wereldverbeteraars waren zou de wereld er (…) bijna hetzelfde uitzien, maar dan een klein beetje slechter. Als zij niet lieten zien wat iemand, als hij zich er echt voor inzet, voor onbekenden kan doen zouden minder mensen het proberen. Het klopt dat beter niet iedereen wereldverbeteraar kan zijn, maar het is ook waar dat deze vreemde, hoopvolle, taaie, idealistische, veeleisende, levensbedreigende en meedogenloze mensen al deze eigenschappen met hun buitenissige voorbeeld in leven houden.”
Dit boek laat de lezer niet onberoerd. Het kan geen kwaad de vraag naar de eigen bijdrage onder ogen te zien.
Boekgegevens
”Wereldverbeteraars. Een filosofische verkenning van altruïsme”, Larissa MacFarquhar; uitg. Atlas Contact, Amsterdam, 2016; ISBN 978 90 450 3050 0; 384 blz.; € 29,99.