Kerk & religie

Kerk Gods

Psalm 8:10

David Flud van Giffen
1 October 2016 08:24Gewijzigd op 16 November 2020 07:05

„O Heere, onze Heere, hoe heerlijk is Uw Naam op de ganse aarde!”

Jesaja 49 zegt zo heerlijk: „Koningen zullen het zien en opstaan, ook vorsten, en zij zullen zich voor u buigen; (…) En koningen zullen uw voedsterheren zijn, hun vorstinnen uw zoogvrouwen; zij zullen zich voor U buigen met het aangezicht ter aarde en zij zullen het stof uwer voeten lekken; en gij zult weten dat Ik de Heere ben, dat zij niet beschaamd zullen worden die Mij verwachten.”

En Openbaring 21 vers 24 en 26: „En de volken die zalig worden, zullen in haar licht wandelen; en de koningen der aarde brengen hun heerlijkheid en eer in dezelve. En zij zullen de heerlijkheid en de eer der volken daarin brengen.”

De vromen zullen veel eer en aanzien, veel liefde en ingang vinden bij de groten der aarde. Hanna zegt: „Hij verheft de geringe uit het stof, en de nooddruftige verhoogt Hij uit de drek, om te doen zitten bij de vorsten, dat Hij hen de stoel der ere doe beërven; want de grondvesten des aardrijks zijn des Heeren, en Hij heeft de wereld daarop gezet” (1 Samuël 2:8).

Hoe wonderheerlijk zingt de heilige moeder van die grote Samuël in die lofzang van Christus’ koninkrijk. Zo schijnt ook Psalm 9 bewaard te worden om juist die inhoud van de kerk te bezingen.

Het is zeer opmerkelijk dat Gods Geest deze Psalm ordelijk heeft laten volgen op Psalm 8, die van Christus’ rijk handelt, waarvan de laatste woorden nu geopenbaard worden om de laatste heerlijkheid van de kerk op aarde te laten zien.

David Flud van Giffen,

predikant te Dordrecht

(”De nog verwachte heerlijkheid der Kerk”, 1680)

Meer over
Meditatie

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer